Avatar Fanon Wiki
Advertisement
Tijgerdroom
Tijgerlelie
Dank je
Productie
Schrijver(s): Talwernoosch Campanula Rotundifolia

Wanneer je alleen door de bossen van het Aarderijk zwerft en je door alles en iedereen vergeten voelt, zie je plotseling licht tussen de bomen. Dolbij loop je naar het welkome licht toe, terwijl ze over rotsblokken klautert en lianen aan de kant duwt.

Dankzij je sturingskunsten kom je heelhuids aan bij een klein huisje middenin een gigantische ruïne. Eerbiedig door de plaats loop je er naar toe en klopt op de deur.

Een ringstaartmaki komt tevoorschijn. Het dier pakt een sleutel onder een gebarsten blo empot vandaan en doet de deur open. Jij volgt het dier naar binnen toe.

Als jij het bent, Amon, dan ga weg. In jouw wereld is geen plaats voor sprooksels of legendjes. Enkel de bittere waarheid, maar de waarheid, Amon, is niet meer dan een sprooksel dat wij onszelf voorhouden. 'Ik ben Amon niet,' zeg je, maar het klinkt niet erg zelfverzekerd. Je zoekt in het kleine, rommelige huisje naar de spreker. Daar zit hij tussen stapels boeken met een ganzeveer in zijn hand. Naast hem zit een kat uil te loeren naar een muis op de grond.

Je herkent de spreker. Je herkent hem aan zijn lange baard en typerende blik. Hij verschijnt regelmatig in de krant en is wereldberoemd geworden met zijn boeken over vuurmeesters Azelia en Jeong Jeong .

Maar hetgeen waar deze man het meest om bekend staat, zijn de sprookjes die hij opgraaft uit een ver en vaag verleden. Dit is de legendarische schrijver Talwernoosch Campanula Rotundifolia.

Emrys met boek

Talwernoosch

'

Je knielt voor de man neer uit oneindig respect voor zijn wijsheid en kennis. Talwernoosch kwakt eveneens op de grond. Hij betast de grond en prevelt wat als een oude malloot.

'Ja, kniel neer voor deze plek. Zij verdienen het! Zij verdienen het!' roept de schrijver uit. Bedenkend dat deze man eerder gek dan geniaal is, begin je je slecht op je gemakt te voelen.

'Over wie heeft u het? Avatar Aang? Avatar Korra?' vraag je nieuwsgierig. Talwernoosch kijkt je met flikkerende ogen aan.

'Mensen!' Hij spuugt het woord uit. 'Hemel nee! Heeft een mens ooit zijn leven voor een ander opgeofferd in de hoop er zelf beter van de te worden?'

Je haalt je schouders op. De schrijver zucht en gaat weer op zijn plaats zitten. Hij begint met het maken van nieuwe inkt.

'Deze ruines zijn alles wat er nog rest van een strijd zo tragisch, dat mensen zich er voor schaamden om het verder te vertellen,' begint hij. 'Een strijd gevoerd door een held zo trouw en nobel dat zelfs de elementen treurden om zijn dood.'

Even lijkt de legendarische Talwernoosch op de man die je altijd voor je had gezien. Dat verandert hij weer in een malloot.

Maar dat verhaal wil je zeker niet horen, nietwaar groentje? Je kent nog niet eens de essentie van het leven, laat staan dat je begrijpt wat er hier gebeurd is. Ga heen!'

'Ik wil het verhaal wél horen,' zeg je luid en duidelijk. Je hebt genoeg van de neerbuigende toon van deze dwaas.

Talwernoosch glundert van oor tot oor.

'Ben je dan zo nieuwsgierg, groentje, dat je een verhaal wilt horen dat zich ver voor de tijd van de eerste avatar afspeelde? Een wereld waar alles nog een enkeling was. Een wereld waar een kat een kat was en een uil een uil.'

Je knikt en gaat op de grond zitten, klaar om het verhaal aan te horen. Talwernoosch buigt zich over het papier heen. Op fluistertoon spreekt hij tegen je.

'Een droom,' prevelt hij bijna niet verstaanbaar.'Het was slechts een droom. Het zal jou nooit zo raken, zoals het mij heeft geraakt.'

Tijgerdroom[]

"Dank je, lieve tijger. Wanneer ik aan je denk, springen de tranen in mijn ogen."
— Zij die je hebt beschermd met je leven


Met fiere stappen liep de schitterende tijger door de oude tempel heen. Zijn klauwen waren lang, pikzwart en vlijmscherp. Zijn vacht was van het diepste oranje, zijn strepen en ogen gitzwart, zijn bewegingen gracieus. Op een kussen zat de kattenprinses Lee-li.

Om haar heen liepen nog vele andere kattensoorten, maar de tijger was haar favoriet. Hij was nobel en trouw. Vastbesloten om het leven van de prinses te beschermen. De tijger liep diep in gedachten verzonken heen en weer. Hij had maar één kans. Één kans om de prinses en zijn metgezellen te bevrijden. Alles hing af van zijn moed en kunde.

Prinsen Lee-li sloeg haar armen om de sterke, gespierde nek van de tijger heen. Haar wangen waren nat van de tranen. Ze zaten al maandenlang gevangen in de toren, maar vandaag kon de tijger hun vrijheid terugverdienen, mits hij dit gevecht zou winnen.

Hij had razende honger na de gevangenschap, maar hij zou nooit of te nimmer zijn prinses in de steek laten. Nooit of te nimmer! Een sierlijke gouden halsband met een donkerblauwe saffier zo groot als een struisvogelei prijkte om zijn hals.

‘Lieve tijger, heb vertrouwen. Je trouw en kracht zal de andere overwinnen,’ fluisterde de prinses in volle zekerheid.

Een sneeuwwitte tijgerin met strepen zo zwart als de nacht kwam ten tonele. Ze was kleiner en jonger dan de tijger, maar hield zielsveel van de tijger die haar vader was.

De tijger knikte naar zijn dochter. Weifelend nam ze de plaats van haar vader in naast de prinses.

‘Niets zal mij er van weerhouden om mijn liefde aan u te bewijzen, prinses. Nog even en dan zijn wij allen weer vrij,’ antwoordde de tijger dapper, maar niet overmoedig. Daarna ging hij vastbesloten naar de arena toe waar het lot zou bepalen of hij zijn belofte kon waar maken.

Met lede ogen keken prinses Lee-li en haar katten hem zwijgend na. Voor hun ogen speelden zich keer op keer de rennende tijger af die dapper zijn lot tegemoet ging.

De majestueuze bewegingen van het edele dier liet iedereen in de arena zwijgen. Zelden hadden zij in dit oosterse land ooit zo’n mooi wezen gezien als dit. Echter, de sultan was onverbiddelijk en eiste een gevecht om te bepalen of de prinses en haar dieren hun vrijheid zouden terugkrijgen of niet.

Twee pikzwarte dieren betraden de arena gebouwd van geel gesteente. Het leken op poema’s met kleine, maar dodelijke zwarte slagtanden. De tijger nam zijn positie in. Boven het schitterde duizenden sterren. De eerste slagen stelden weinig voor. Hoe angstaanjagend deze wezens er ook uitzagen, machtig als de tijger waren ze niet. Knarsetandend zag de sultan aan hoe zijn gevangen prinses hem afhandig werd gemaakt.

In zijn kwade geest borrelde een plannetje op. Hij liet de kok komen en beval hem om een heerlijke vleesschotel achter de tribune te gaan bereiden. Wel zo dat de wind de geuren de arena in zou sturen. Daarna riep de sultan de beul en fluisterde iets in diens oor. Ondertussen vocht de tijger dapper voort. Hij voelde geen pijn, geen angst. Alleen het verlangen om zijn prinses te dienen en zijn metgezellen te bevrijden maakten hem sterker dan ooit.

Plotseling pikte zijn gevoelige neus de geur op van een heerlijke hertenstoofschotel. Hij draaide zich om en een grote ijzeren kooi viel ratelend over de arenaring heen. Soldaten schoten ketens naar de tijger toe en trokken hem naar de rand van de kooi toe.

Ze trokken en trokken en ondertussen vocht de tijger moedig door. De prinses schoot haar trouwe vriend te hulp en stuurde haar andere katten. Brullend stortten de andere katachtige zich op de twee zwarte poema’s. Soldaten prikten met lansen en stokken in de kooi, maar dapper vocht iedereen door.

‘Prinses, ik zal u dienen! Ik zal duizend sterren voor u verzamelen en er een paleis van maken. Ik zal duizend stenen van de berg breken en er een openhaard van maken. Ik zal duizend bomen vellen en er een vuur van stoken. Ik zal duizend katten halen en ze bij het vuur laten snorren. Ik zal duizend geleerden verzamelen en ze boeken voor u laten schrijven. Ik zal duizend rozen voor u verzamelen en er een kussen van maken. Ik zal…ik zal… ik zal u dienen, prinses!’ brulde de tijger. Een afschuwelijke stilte volgde.

Een stille stoet van soldaten, edelen en dieren schreed langzaam naar de tribune toe. Links, op een verlaging van de tribune, zat de sultan op een simpele houten stoel. Rechts zat de prinses omringd door al haar katten op een roze kussen. Het midden was gevuld met een grote gouden troon en een kleine zilveren troon.

Soldaten traden aan en stelden zwijgend hun positie op om een laatste eer te bewijzen aan de tijger die moediger had gevochten dan de moedigste mannen samen.

Een olifant, dik, grijs en droevig, bleef staan voor de tribune. Van zijn rug sprong de witte tijgerin. Ze gromde pijnlijk. Ze was gewond. Prinses Lee-li ging zwijgend op de zilveren troon zitten en omarmden de witte tijgerin stevig. In haar hand hield ze de donkerblauwe saffier.

Toen kwam de olifant met de tijger op zijn rug. Zwijgend werd het levenloze lichaam van het Koninklijke dier op de gouden troon gelegd. De dieporanje vacht leek te branden in het morgenlicht.

Plotseling als bij toverslag, begon de prinses te krimpen. Ze werd net zo groot als de saffier. Ze klom naar de tijger toe en kroop tussen zijn voorpoten. Zelfs dood beschermde de tijger de kleine prinses met zijn lichaam door haar een holte te geven voor de strenge wind die er stond. Ze glimlachte.

Dit verhaal dooft als een kaars in de wind. Daar bleef het bij. De prinses glimlachend in de armen van de tijger, wetend dat haar katten in de buurt waren. De zon herrees als een schitterende rode vuurbal boven het oerwoud uit, maar tegelijkertijd sneeuwden het.

Duizend sneeuwsterren vormden een beschutting tegen de westenwind die de geur van rozen met zich meebracht. De geleerden kwamen verbaasd met de boeken onder hun arm uit hun laboratorium en keken naar het wonderschone fenomeen. De paleiskatten kropen uit hun nesten en koesterden zich in het warme zonlicht. De tijger werd nooit vergeten.

Einde

__________________________________________________________________________________________

Advertisement