Avatar Fanon Wiki
Advertisement
Images (37)
Eenzaam bestaan
Hoofdstuk informatie
Serie

2

Schrijver

Fay magic

Boek

1

Chronologie
Vorig hoofdstuk

Hard leven (1)

Volgend hoofdstuk

Nieuwe vrienden (3)

De vorige keer in De verloren eer []

Lé (Azula's verbane kapietein) is gevlucht naar ba sing se. Tijdens een hagelbui eist hij bij een arme vrouw om een slaapplek ,eten en drinken. Ook overvalt hij een rijke edele vrouw en neemt haar als zijn gevangene om zo aan geld te komen.


Barbaars[]

Hier komt nog tekst

Problemen[]

Lé loopt een beetje afwezig door een dorpje in het Aarderijk, verlangend naar zijn thuisland en zijn eer. 'Ik heb alles verloren.' Mompeld hij meer tegen zichzelf dan tegen iemand anders. Hij had zelfs de vrouw die hij gevangen had gezet verloren, ze was gewoon ontsnapt, die heks!

Achter zich hoorde hij een stem van een oude meneer die zei: 'Jij denkt dat je alles verloren hebt? Kijk eens om je heen jongenman. Duizenden mensen zijn hier naartoe gevlucht omdat de vuurnatie hen familie leden hebben afgenomen en mensen zoals ik, die hebben helemaal niks meer. Niet eens een dak om onder te slapen, en dan ga jij medelijden hebben met jezelf?' 

'Jij hebt goede oren voor zo'n oude man maar een net iets te brutale mond.'

Hij draaide zich vliegens vlug om en met een snelle beweging stootte hij een vuurbal naar de man toe en maakte een vuurstroom met zijn voet.

De oude man sprong zo snel hij nog kon op zijn oude dag naar links en bukte toen Lé een vuurstroom maakte.

Het haar van de man was een beetje verbrand en dat leek de beste man te merken want meteen na de aanval van Lé greep hij naar zijn hoofd.

Lé liep met grote passen naar de man toe en tilde hem omhoog bij zijn kraag.

'Alstublieft.. spaar mij..ik smeek u' De bruine pupillen van de man werden groter en Lé kon de angst uit zijn ogen lezen.

'Klein kind.' Mompelde Lé. Hij liet de kraag los en liet de man in een modderplas vallen. Hij keek om zich heen en pas op dat moment realisseerde hij zich dat hij in de problemen zat.

Hij zag kinderen en vrouwen angstig naar hem kijken.

Hij liet zijn blik naar beneden glijden en zag tot zijn schrik dat hij zijn vuurnatie kleren nog aan had.  Hij begon te hollen zo snel hij kon. Hij wist niet echt waarvoor hij wegrende, was het de soldaten?

Zijn lot of rende hij weg voor de harde waarheid?

Tot zijn geluk zag hij een struisvogel paard dat vastgebonden zat aan een hekje. Hij maakte het dier los, sprong op zijn rug en spoorde het aan om in galop te gaan. 

Gaoling []

'hey jij daar!'

'Pak hem!' Een jongeman met drie gestolen perziken rende hard weg met een groepje soldaten achter zich aan. De jongeman sprong over de kar van de kolenman heen en lachte hard.

De soldaten renden achter de jongenman aan zonder rekening te huiden met de kolen van de arme kolenman.

'Aan de kant!' Riep de leider van het groepje soldaten. Helaas kon de kolenman zijn kar niet snel genoeg verplaatsen en werd zijn kar de lucht in geholpen met behulp van aardsturing.

De kar viel met een harde klap op de grond waardoor de kolen overal verspreid lagen. 'Mijn kolen!' De man zette zijn handen op zijn hoofd en mompelde: 'Zijn mijn  kolen dan nergens veillig?'

Lé zuchte eens en stuurde zijn gestolen struisvogel paard een steegje in. Hij was in Gaoling aangekomen en had dringend andere kleren nodig als hij geen gevaar wilde lopen. Hij stapte af en graaide in zijn zak waar al zijn spullen in zaten. Hij kleedde zich snel om in de kleding die hij gestolen had van een man uit het aarderijk, sprong  weer op zijn Struisvogel paard en vluchte het bos in.

Eenmaal aangekomen in het bos bindde hij als allereerst zijn struisvogel paard vast aan een stevige boom en begon met het verzamelen van hout om een vuurtje te maken. Hij legde een aantal stenen in een cirkel en daarin legde hij al het hout dat hij had kunnen vinden in het midden. 

Met een simpele vuurstoot liet hij het hout branden. Het was koud buiten, gelukkig hield het vuur hem warm. Hij staarde naar de rood/ oranje vlammen die maar bleven dansen voor zijn ogen.Van links, naar rechts,van links, naar rechts,hoger en dan weer lager. Het lijkt net of ze hen eigen leven lijden.  Dacht hij.

'Wat is vuur toch een prachtig element.' Dacht hij hardop. 'Dat is het zeker, maar het is ook erg verwoestend als je er geen controle over hebt.' 

Achter Lé bevond zich een jongenman van begin twintig met een perzik in zijn ene hand en met de andere hand leunde hij tegen een boomstam.

Als door een wesp gestoken draaide Lé zich om. Hij sprong op en nam meteen een gevechtshouding aan. "Wie ben jij?!"   

Vreemdeling[]

De jongen at de laatste restjes van zijn perzik op en hield zijn schouders op. "Ik ben iemand maar ook niemand. Mijn indentiteit doet er niet toe. Ik ben één van die miljoenen mensen die zich hier in deze wereld bevinden.'

"Spreek niet in raadsels! Wat is je naam? En wat kom je doen?!" Schreeuwde Lé kwaad. "Namen doen er niet toe. Het gaat om de persoon die de naam beheert." De jongen grijnsde bij het zien van Lé's gezicht. 

"Aaargh!" Lé stuurde een vuurbal naar de vreemdeling toe en maakte een perfect uitgevoerde vuurzweep. Helaas voor Lé ontweek de jonge man ze allebei. En blokeerde hij alle andere vuurballen die naar hem toe gestoot werden. 

"Zo ik heb hier te maken met een andere vuurstuurder he? Laat dan eens een vlammetje zien."  Zei Lé terwijl hij kort daarna een vuurstroom met zijn hand maakte. 

"Je wilt dus een vlammetje zien he? Nou dan laat ik je dat zien. Maar vergeet niet dat we ons in het bos bevinden je zou zomaar het hele bos in vlammen kunnen laten opgaan doordat je geen controle over je eigen vuur hebt."   

Hij volgde het voorbeeld van Lé en maakte ook een vuurstroom met zijn hand maar zijn vuur was anders. Het vuur van de jongeman was groen. 

"Ik heb controle over mijn vuur en dat bos kan me niks schelen, voor mijn pad mag het opgaan in vlammen!"  Schreeuwde Lé 

Zijn vuurstroom was nog even sterk als zonet maar verzwakte bij het zien van het vuur van de vreemdeling. De twee vuurstromen botsten tegen elkaar waardoor het er spectaculair uitzag. 

De verbazing was overigens van Lé's gezicht te zien sterker nog hij was verbijsterd. Zijn vuurstroom stopte en hij liet zich net op dat moment opzij vallen in de modder.  

De modderspetters vlogen in het rond en zorgde ervoor dat zijn kleren er bijna helemaal onder kwamen te zitten en dat ook een klein deel van zijn gezicht eronder kwam. 

Maar als hij dat niet gedaan had dan was hij waarschijnlijk verbrand door de vuurstroom van de vreemdeling.

Hij krabbelde op en keek omhoog naar de jongeman die nu maar een halve meter van hem verwijderd was. "Wie- wie ben jij?" 

De jongen ging door zijn hurken en zei: "Ik ben Cheong, zoon van Jeong Jeong de grootste deserteur van de vuurnatie."

Advertisement