Avatar Fanon Wiki
Advertisement

 Korte samenvatting[]

Dit verhaal gaat over een jonge jongen. Deze jongen woont in het aarderijk en heeft daar twee beste vrienden. We praten over Oro. Oro is een slime en getallanteerde jongen, maar doordat zijn zusje een vuurstuurder is moet hij verhuizen naar de vuurnatie. Hij wil dit niet. Op zijn laatste schooldag gaat hij naar de luchttempel, dat is een schooluitje. Hij ontmoet daar een meisje met de naam Ia. Hij en zijn vrienden: Rona en Han. Han, Rona en Oro hebben medelijden met het meisje dat heel arm is. Het meisje, Ia wil over de wereld gaan reizen, omdat ze het gevoel heeft opgesloten te zitten. Oro en Rona gaan met haar mee, Han durft niet en gaat terug naar huis. Op hun toch ontmoeten ze een jongen en de avatar. Helaas is de avatar nog maar een baby van een paar weken oud, en dat nu er net zulke vreemde dingen gebeuren. Mensen die de kracht om te leven verliezen of gehersenspoelt worden.

Hoe dit allemaal gaat aflopen lees je in deze fanon!

De legende van Yusi en Oro
    algemene informatie
land/taal Nederlands
genre spanning en avontuur
duur nog onbekend
maker(s) Lian11

Voorwoord[]

Ik (lian11) ben al een tijdje bezig met dit avatar verhaal.

Als eerst schreef ik het op de site avatar the four element, maar ga nu ook proberen het op deze site te zetten.

Ik heb het allemaal nog niet helemaal onder de knie, dus ik hoop mijn fanon steeds mooier op te kunnen maken. Voor nu zullen we het hier maar even mee moeten doen.

Ik ben dit verhaal gaan schrijven, omdat ik in de serie altijd al veel intresse in Azula had. Ik vond haar wel stoer en iniedergeval getallenteerd. Maar ik moet nu niet teveel zeggen want dan verklap ik alles, dus verder hou ik mijn mond.

ik hoop dat jullie het een leuk verhaal gaan vinden!!!!

Personages[]

Oro[]

Oro is een lieve en aardige jongen, die in eerste instantie het beste met iedereen voor heeft. Hij kan goed vecht en is best slim, daarnaast weet hij mensen meestal precies goed in te schatten. Hij heeft echter niet zo veel geduld en wil alles het liefst meteen kunnen. Hij is wel erg betrouwbaar en heeft heel veel over voor zijn vrienden, met name voor zijn vriendin Rona. Soms kan Oro hier door ook wat impulsief zijn.

Oro is knap en ziet er erg jongensachtig uit. Hij begint later in het verhaal zelfs al een beetje een baard te krijgen, hij is best gespierd, maar ondanks dat ook lenig. Hij heeft donker bruine haren van zo'n zeven cm lang. In zijn haren zit een lichte slag. Zijn ogen zijn bruin en zijn huis is iets getint.

Han[]

Han is een erg verlegen jongen. Hij is niet echt dapper en snel bang. Hij is wel erg slim en creatief, meestal heeft hij best snel oplossingen voor problemen, maar durft hij ze niet open en bloot op tafel te leggen. Hij heeft hevige hoogtevrees en daarnaast ook nog eens claustrofobie. Hij kan noch vechten, nog sturen.

Han is een kleine, magere jongen. Hij draagt een rond brilletje, omdat hij ver weg neit scherp ziet. Han heeft een bleke huid en bruin stekeltjes haar. Zijn ogen zijn grijzig.   

Rona[]

Rona is zowel druk als meestal vrolijk. Ze praat veel en kan goed sturen. Rona is net als Oro een aardstuurder. Rona kan best eigenwijs zijn en is soms een tikkeltje jaloers.

Rona is een vrolijk meisje en dit straalt ze ook uit. Ze heeft blond bruin haar. Ze heeft een rechte pony die een paar cm boven haar ogen ophoudt, verder heeft ze haar lange, stijle haren, die ze zowel in een staart als los draagt. Rona is slank en lenig.

Ia[]

Ia is direct en laat duidelijk haar mening weten, ze kan ook erg enthausiast zijn. Ia is een luchnomade, die meestal een beetje flirt met Fiero. Ze houdt niet van de vuurnatie.

Ia is en de lenigste van het stijl. Ze heeft korte blonde haren, die tot aan haar schouders komen. In haar haren zitten kleine vlechtjes en allerlei belletjes. Ia heeft bruine ogen en een lichte huid.

Fiero[]

Fiero is een sterke jongen. Hij is gespierd, maar ook een beetje klungelig. Hij is een goede betrouwbare vriend en houdt er van om indruk te maken op meisjes. Fiero is erg verliefd op Ia.

Fiero is gespierd en stevig, maar zeker niet dik. Hij heeft zware haren, die hij in een klein wolvenstaartje heeft gebonden. Zijn huid is best donker, maar nog niet helemaal bruin. Hij heeft blauwgrijze ogen.

Yusi[]

Yusi is een kleine baby, waardoor er nog weinig over haar te zeggen valt. Ze kan goed huilen, maar is ook snel aan het lachen te maken.

Yusi heeft dezelfde kleur huid als haar broer en nog donkerdere haren. Haar haren zijn echt pikzwart. Ze heeft daar in tegen wel helder blauwe ogen, maar dit kan nog veranderen aangezien de oogkleur vaak pas gevormd wordt na een half jaar na de geboorte.

Manuela[]

Manuela is een aardig en vrolijke jonge vrouw. Ze houdt ervan rustig te relaxen met haar vriendinnen, maar vind het ook niet erg af en toe de handen uit de mouwen te steken. Ze kan soms nog al snel bang worden van iets onschuldig en is een tikkeltje naief.

Manuela is beeldschoon, ze heeft een getinte huid met lange, golvende bruine haren. Haar ogen zijn een combinatie tussen groen en blauw. Manuela is slank en heeft opvallen rode lippen.  

De hoofdstukken[]

  • wat voor af ging
  • hoofdstuk 1
  • hoofdstuk 2

Wat voor af ging[]

Avatar Aang stopte de grote oorlog van de vuurnatie en versloeg vuurheer Ozai. Er kwam een tijd van vrede en rust. Maar toen vuurheer Ozai werd verslagen werd ook Azula verslagen en in de cel gestopt.


‘’Het is niet te geloven alles was binnen handbereik.’’ Mompelde Azula tegen zichzelf ze zat in het hoekje van haar cel naast de deur. De duer was van metaal en er zat een klein schuif klepje die alleen van de buitenkant open was te schuiven. Voor de rest stond er een bankje in de cel van Aula en een klein tafeltje waar een kommetje pap op lag. Azula zat nu al bijna twee jaar in de cel, ze was het eten gewend geraakt maar de jaren hadden haar woede niet verminderd. In de gevangenis werkte aarde vuur en watermeesters. Je wist nooit wat voor bewakers je deur zouden openen. Azula vloekte ze trapte tegen het tafeltje aan en het kommetje pap viel op de grond. Het bakje brak in tweeën en de pap lag uit gesmeerd over de vloer. Azula schreeuwde en bonkte met haar handen tegen de deur terwijl ze met haar benen vuur schoot. De kamer vulde zich met blauw licht en de houten tafel laaide op in blauw vuur. Van alle kanten kwamen bewakers aan rennen. Uit het plafond werd water gespoten en de brand werd geblust. ‘’Dit is toch niet te geloven dit is de tweede keer deze week we moeten Azula echt in bedwang houden.’’ Werd er gezegd vanaf de andere kant van de deur. Azula was gestopt met op de deur slaan en vuren en luisterde of ze nog meer kon opvangen, maar er werd niks meer gezegd. De deur werd geopend en twee mannen met speren rende op Azula af, achter hen stonden nog twee water meesters met water in de aanslag en daar weer achter stond een vuurmeester met een hoge rang. De mannen met speren grepen Azula van achteren beet en trokken haar armen naar achter. Deze werden meteen in de boeien geslagen ook haar voeten werden geboeid. Azula viel achterover en ze hoorde de mannen een beetje gniffelen. Azula keek ze vuil aan, maar was niet zo dom om ze aan te vallen. Ze werd overeind geholpen en opgetild door een van de speermannen die haar naar de leider brachten en haar neerzette in een afgesloten wachtkamer. Azula probeerde naar de muur te schuiven zodat ze het gesprek af kon luisteren maar ze viel lang uit op de grond. Omdat haar armen ophaar rug waren gebonden kon ze moeilijk overeind komen dus rolde ze zichzelf naar de muur.


‘’Dit kan zo niet langer.’’ Hoorde Azula de baas zeggen. ‘’We doen ons uiterste best meneer maar ze is te sterk.’’ Vervolgde een andere man. ‘’Dan roepen we Aang en die zal haar vuurstuur krachten afnemen net zoals hij deed bij Ozai.’’ Antwoordde de baas. Azula schrok zich dood, haar vuurstuur krachten waren het de enige dingen die haar deden denken aan vroeger en die haar sterk maakte. Ze begon te schreeuwen het werd zwart voor haar ogen uit haar mond kwam vuur.


Langzaam opende Azula haar ogen ze keek om zich heen. Ze zat vast gebonden op een stoel. Een doek zat stevig om haar mond geklemd. Voor haar stond een jongen die ze maar al te goed kenden. Vuurheer Zuko, en naast hem stond avatar Aang. Voor de rest stonden er nog een stuk of tien bewakers in de cel. De doek werd van haar mond gehaald. ‘’Dit zal snel voor bij zijn Azula’’ zei Aang en hij liep op haar af. Azula zette zich schrap, Aang legde zijn vingers op de goede plekken en er ontstond een fel licht. Azula kon zich nauwelijks bewegen maar met haar laatst kracht trapt ze Aang tegen zijn been. Hij schreeuwde en sprong achteruit, meteen kwamen de bewakers op haar af gerend. Azula blies op het haar boeien die gloeiend heet waren geworden. Haar aden was opgewarmd ze spuwde een enorme lading vuur om zich heen en blies ook op haar boeien. Het blauwe vuur was zo heet dat de handboeien smolten. Azula schreeuwde het eten van de pijn ze keek naar haar polsen die rood en verbrand waren. Haar benen zaten nog steeds vast maar haar handen waren los. Ze spande zich in maakt de goeie bewegen en schoot bliksem naar Aang, Die net zijn ogen opende. De bewakers rende van schrik allemaal op Aang af. De duer stond nog open, azula stak haar armen vooruit en gebruikte haar vuur als moter waardoor ze naar achterschoot door de open deur. Maar ze ging zo hard dat ze door de reling vloog en naar beneden stortte. Azula sloot haar ogen en viel met een enorme klap op haar rug. De adem werd uit haar longen geslagen. Ze kreunde De boeien waren door haar val los geklikt en Azula was van de stoel afgerold. Van alle kanten kwamen nu bewakers. Azula kuchte maar ging recht op zitten en maakten een vlammen zee om zich zelf. De vuur meesters gingen er door heen maar Azula was al verdwenen.


‘’Ugh’’ Azula ging langzaam overeind zitten en opende haar ogen. Ze lag in een groot bos vol dennen naalden. Azula kwam langzaam weer bij zinnen en dacht: ‘’Het is me gelukt.’’


Zo nu weet je hoe Azula ontsnapt is. Azula kon zich heel goed aanpassen aan de bevolking (er woonden een aarde en vuurstam door elkaar.) Ze stal de goede kleding en roofde het eerste geld. Daarna bouwde ze een bestaan op bij een man die ze gebruikte als haar slaaf ze kreeg 3 kinderen: lee (meisje en oudste) Urai (Jongen en tweede kind) en als laatste Azul (jongen en jongste). Azula was niet echt wat je noemt een goede moeder maar ze had een zwak voor haar oudste dochter die haar aan haarzelf liet denken. Ze ging door het leven onder de valse naam: Nali


‘’Mam je bent ernstig ziek.’’ Zei Lee en de tranen stonden haar in de ogen. Azula was tachtig en haar dochter Lee was nu 65 ze had vier kinderen die ook weer kinderen hadden gekregen. ‘’Het maakt niet uit Lee’’ antwoordde Azula die wist dat haar laatst uur had geteld. ‘’Maar voor ik sterf wil ik je dit geven.’’ Azula pakte een prinsessen kroontje uit haar nachtkastje. ‘’Bewaar het goed.’’ Zei Azula ze gaf Lee het kroontje en sloot toen haar ogen. ‘’Nali blijf bij me word wakker!’’ schreeuwde Lee en ze schudde uit alle macht aan haar moeder. Maar Azula’s ogen bleven gesloten.

Hoofdstuk 1[]

~Derde persoon~

Er zijn nu al negen generaties voorbij na de generatie van Aang. Een luchtmeester is nu de avatar maar dat zal niet lang meer duren, want die avatar is oud en ziek.

‘’Wij zijn trotse krijgers van de aarde stam, wij beheersen de aarde zoals geen ander dat kan.’’ Werd er gezegd voor in het klaslokaal door de leraar. Er was al een lange tijd geen oorlog gevoerd en alles verliep soepel in het aarderijk.

De mensen hadden scholen aangelegd waar je dingen leerde over de cultuur, over de andere naties en natuurlijk het vechten. De klas van Oro bestond uit 30 leerlingen waarvan 15 konden sturen en 15 niet. Mooi verdeeld dus. Als het tijd werd voor het vak: vechten, werd de klas in tweeën gesplitst en gingen de stuurders naar de zaal met een rotsig landschap, stenen, gras en natuurlijk veel aarde. Terwijl de niet-stuurders naar een Lokaal gingen met veel verschillende wapens.

Dit was de eerste schooldag van Oro. Hij was nu 13 jaar oud en vanaf die leeftijd ging je in het aarderijk naar school. In een gewone klas zaten leerlingen van het eerste jaar en het tweede jaar.

‘’Zo en daarom zijn jullie hier dus, om later slimme strijders te zijn.’’ Beëindigde de leraar zijn verhaal. De klas knikte braaf. ‘’Dan wordt het nu tijd om deze klas in groepen te verdelen. Ik wil tien groepen van drie.’’ De leraar leek niet te merken dat de meeste leerlingen dromerig voor zicht uit zaten te kijken en het duurde dan ook even voordat de klas in actie kwam. Oro stond op en keek om zich heen, hij was een natuurtalent als het ging om sturen en hij was zeker niet verlegen.

Dus stapte hij zo op iemand af, met één simpele vraag: ‘’En wat is jou naam.’’ Vroeg Hij aan een wat kleinere jongen. ‘’Mijn naam is Han.’’ Antwoordde de jongen een beetje verlegen. ‘’Hoi Han wil je bij mij in het groepje.’’ Oro keek Han rustig aan en er verscheen langzaam een brede lach op het gezicht van de jongen. Oro was niet alleen een goede krijger hij was ook erg slim en kon mensen heel goed inschatten. ‘’Ik wil heel graag in je groepje.’’ Zei Han die blij was dat hij iemand had gevonden en niet als laatste over zou blijven.

‘’Hallo-ik-ben-Rona-wel-ik-heb-nog-geen-groepjespartners-en-jullie-leken-me-wel-aardig-wat-vinden-jullie.’’ Rona praatte supersnel en het was dan ook moeilijk haar woorden te volgen. ‘’Natuurlijk kom erbij dan zijn wij compleet.’’ Antwoordde Oro en hij liep naar drie tafeltjes achterin het klaslokaal.

‘’Super’’ Rona liep huppelend achter Oro en Han aan. Iedereen in de klas had een uniform aan en de naam van die persoon stond in het shirt geborduurd. Het was een verplicht schooluniform. De meisjes hadden een groen shirt met in het wit hun naam erop en in het midden het teken van het aarderijk. De mouwen hadden bruine verstevigde kapjes. Voor de rest droegen alle meiden een bruin broek rokje waar het shirt deels overheen hing maar met een groen lint die om de middel geknoopt werd, werd er voor gezorgd dat het shirt niet overal heen flapperde.

De jongens hadden de zelfde kleding alleen dan met een broek in plaats van een broek rokje. Iedereen in de klas had nu een groepje en de leraar gaf iedereen drie boeken. ‘’Bestudeer de boeken maar even en overleg rustig met je groepje.’’ Zei hij toen hij alle boeken had uitgedeeld.

Het bovenste boek was groen met in het midden het teken van het aarderijk, bovenaan het boek stond in dikke zwarte letters: De geschiedenis van het aarderijk. Oro sloeg het boek open en er ontsnapte zelfs een stofwolkje. Oro trok een vies gezicht en sloeg het boek onmiddellijk weer dicht. ‘’Hopelijk is het volgende boek minder…. Stoffig.’’ Verwoorde Rona het geschiedenis boek. Ze pakte het volgende boek, die bruin was met drie gaatjes met glas erover heen. Onder dat glas lagen rotsblokjes. De kunst van het vechten, stond in het midden van het boek tussen de rotsblokjes geschreven.

‘’En dan nu het laatste boek.’’ Zei Han die zijn zelfvertrouwen terug begon te krijgen. Dit was een boek met rechts bovenin een rood vierkantje met het teken van de vuurnatie, links bovenin een groen vakje met het teken van het aarderijk, rechts onderin een blauw vakje met het teken van de waterstammen en links onderin een wit vakje met het teken van de luchtnomade. In het midden van de kaft stond: De viernaties en alles wat je nog meer moet weten.

Rona Oro en Han overlegde nog even over de boeken. Oro kwam er achter dat Rona alles wist over de andere naties en kleine feitjes. Dat hij zelf boek 2: vechten heel goed begreep en dat Han de geschiedenis van het aarderijk kon opdreunen. Na twee uur kennismaken ging de pauze steen.

Dit was een grote steen die keihard tegen een ijzeren plaat werd gesmeten. Oro, Rona en Han gingen, nadat ze zich te pletter waren geschrokken aan het dreunende geluid naar buiten. Rona was ook een aardemeester en ze was behoorlijk goed, maar als men dat niet wilde toegeven dan kon niemand haar andere talent ontkenen; praten.

Han was stil en geen aardemeester hij kon dingen goed repareren en hij was erg creatief, maar hij kon echt niet vechten. ‘’Na de pauze hebben we vechten.’’ Riep Rona vrolijk en ze ging in de goede houding staan net doend alsof ze in een druk gevecht zat. Oro lachte het zag er heel komisch uit. Han keek treruig naar beneden. ‘’Hé wat is er Han?’’ vroeg Rona die naast Han ging zitten.

‘’Jullie kunnen goed vechten maar ik ben er vreselijk in en omdat jullie allebei stuurders zijn moet ik ook nog eens alleen vechten.’’ ‘’Kom op je bent vast niet zo slecht.’’ Probeerde Rona hem op te vrolijken. ‘’Bedankt’’ Antwoordde Han, maar hij was nog steeds droevig en nog lang niet overtuigd.

‘’Weet je wat je mag dit lenen.’’ Oro pakte een klein glimmend prinsessen kroontje uit zijn zak en gaf het aan Han. ‘’Het heeft mij altijd geluk gebracht, ik heb het van mijn moeder en die heeft het van haar vader en die heeft het weer van zijn vader en die weer van zijn moeder enz..’’

‘’Wauw’’ Rona griste het kroontje uit de handen van Oro ‘’Dit kroontje komt uit de tijd van avatar Aang dit is een kroontje van de vuurnatie.‘’ Zei ze en ze gaf het kroontje terug. ‘’De tijd van Aang die beroemde avatar die de wereld van zijn ondergang heeft gered en die ervoor heeft gezorgd dat er nu weer volop luchtmeesters zijn?‘’ Han leefde zich helemaal in, in de geschiedenis en het enthousiasme in zijn woorden zwol steeds verder aan.

‘’Oh Aang, da’s een tijdje terug.’’ Oro iets minder enthousiast dan zijn vrienden keek lachend naar de verbaasde gezichten. ‘’Begrijp je het niet je stamt af van de vuurnatie of zo iets.’’ Rona keek hem doordringend aan en probeerde haar woorden zo duidelijk mogelijk uit te spreken.

‘’Dat weet ik al lang mijn vader is een aardmeester maar mijn moeder een vuurmeester. Mijn zusje is ook een vuurmeester, omdat mijn moeder 7 jaar geleden stierf zijn we in het aarderijk gaan wonen.’’ Legde Oro uit, terwijl hij vol plezier naar de verbaasde gezichten van zijn vrienden keek.

De vuurnatie werd door vooral de luchtnomade nog steeds gehaat, maar dat maakte Rona en Han natuurlijk niks uit. ‘’Bonk, Bonk, Bonk.’’ Han liet het kroontje in zijn zak glijden en liep richting de wapen vecht zaal, terwijl Oro en Rona richting de steen vechtzaal liepen.

Toen ze binnen waren zagen ze pas hoe mooi en groot het was. Rona keek haar ogen uit en begon meteen te ratelen. Alle leerlingen moesten plaats nemen op de bank in de hoek van de zaal. De leraar kwam van achter een rots blok tevoorschijn en verwelkomde iedereen met een kort praatje: ‘’Welkom iedereen, ik heb geen zin om mijn tijd te verdoen met praten dus gaan we meteen maar beginnen. We beginnen met een rustige oefening waarbij je de aarde moet voelen en rustig moet in en uit ademen.’’

Rona’s hand schoot de lucht in. ‘’Ja’’ vroeg de leraar geïrriteerd dat er een vraag was. ‘’Wanneer gaan we metaal sturen.’’ Vroeg Rona ‘’Een deel van jullie zal dat nooit kunnen’’ antwoordde de leraar kort af terwijl hij verder ging met de les.

‘’Jes de school is uit.’’ Zei Oro en hij stak zijn handen in de lucht. ‘’Hier heb je, je kroontje.’’ Zei Han er was duidelijk iets vervelends gebeurd. ‘’Hé wat is er aan de hand.’’ Vroeg Oro ‘’De leraar vechten vind mij een mislukkeling.’’ Antwoordde Han ‘’Trek het je niet aan, onze leraar vechten liet ons alleen maar ademen en de aarde voelen het indrukwekkendste dat we hebben gedaan is aarde uit de grondhalen om onze eigen stoel te maken.’’

En zo ging dat dag in dag uit maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag naar school en in het weekend huiswerk maken. De drie kinderen waren nu beste vrienden geworden en maakte vaak samen huiswerk. Tot op een dag Oro het slechte nieuws kwam vertellen.

De drie zaten in Oro’s huis. Voor de eerste keer. Rona keek haar ogen uit er waren veel vuurnatie versieringen en wapens van de vuurnatie. Oro die inmiddels verkering had met Rona, keek zijn vrienden aan en begon: ‘’Het spijt me maar mijn zusje moet leren vuursturen en gaat daarom met mijn vader naar de vuurnatie. Ik wil niet mee maar het kan niet anders.’’ Het bleef lange tijd stil. ‘’Wat? Je maakt een grapje we kennen elkaar nu al bijna twee jaar.’’ Riep Rona uiteindelijk en de tranen stonden haar in de ogen. Oro antwoordde niet. ‘’Wanneer ga je dan weg?’’ Vroeg Han zijn verdriet verbergend. ’’Morgen hebben we dat uitstapje naar de luchttempel de dag daarna gelijk.’’ Antwoordde Oro. Hij zag een blik vol afgrijzen over Rona’s gezicht trekken. ‘’Hoe lang weet je dit al?’’ Vroeg ze huilend. ‘’Zo’n drie maanden, ik durfde jullie het nooit te vertellen.’’

De dag daarna hing er een enthousiaste zweet in de klas. Er was weer een volle luchttempel helemaal opgeknapt. De klas van Oro, Rona en Han stond buiten. In de verte zagen ze de luchtbizons al aankomen.

‘’Oh nee we gaan vliegen.’’ Zei Rona, ‘’Wat heb je tegen vliegen’’ vroeg Han, ‘’Ik heb een beetje last van hoogte vrees en wil graag de aarde onder mijn voeten voelen.’’ Legde ze uit. ‘’Geen zorgen het komt allemaal goed.’’ Stelde Oro haar gerust. Rona keek hem aan, misschien komt het goed met de vliegtocht, maar ga ik jou ooit nog eens zien. Schoot het door haar hoofd.

Er landde vier luchtbizons op het plein. Een man in een oranje gewaad stapte af en riep dat op elke bizon 5 passagiers konden. Oro, Rona en Han werden naar de tweede bizon gestuurd en stapte op. Na een lange rit kwamen ze uit eindelijk aan bij de luchttempel. Iedereen keek zijn ogen uit.

Om de tempel heen vlogen mensen op oranje vliegers. Rona liep meteen op een meisje van de luchtnomade af. Het meisje zat eenzaam en alleen op een bankje. Met haar vlieger naast zich.

‘’Wat is er?’’ vroeg Rona ‘’en hoe heet je?’’ vervolgde ze. ‘’Mijn naam is Ia, ik ben een luchtmeester, maar mijn ouders zijn allebei overleden. Ik kan goed stelen maar wil dat gewoon niet doen bij mijn eigen volk!’’ Ia storte meteen haar hele probleem op tafel.

Er kwamen twee mannen aangevlogen maar niet op een luchtbizon in een ballon. ‘’Ik kom mededelen dat de avatar zo juist is overleden.’’ Zeiden ze en ze vlogen weer weg. Het was even stil, de mededeling was nog al onverwacht en raar overgebracht, maar ja, je had hier te maken met kinderen en niemand kende de avatar echt dus na een paar minuten ging iedereen weer vrolijk door.

Rona ging naast Ia zitten. ‘’Waarom ga je niet ergens anders heen?’’ Vroeg Rona uiteindelijk. ‘’Ik ga dan mee.’’ Onderbrak Oro het gesprek. Ia keek verbaasd om en Oro zei: ‘’Mijn vader gaat verhuizen naar de vuurnatie, maar daar ben ik echt een buiten beentje, ik haat het daar iedereen lacht me uit en de school die mijn vader heeft uitgekozen is gewoon een of andere metalen doos! Ik ben bijna 15 ik wil mijn eigen leven kunnen lijden. Net zoals vele jongens van mijn leeftijd wil ik kunnen reizen, de wereld ontdekken.’’ ‘’Als jij gaat ga ik ook.’’ Zei Rona die duidelijk niet kon wachten op een avontuur.

‘’Ik weet het niet’’ Gaf Han zuchtend toe. ‘’Mijn ouders keuren het nooit goed.’’ Vervolgde Han. Eigenlijk was dat niet de echte rede. Zijn vader zou het geweldig vinden als hij op eigen benen ging staan en samen met zijn goede vriend zijn wereldbeeld zou vergroten. Maar zelf wilde hij het niet.

‘’Geen zorgen Han het komt heus wel goed je vind ook echt wel nieuwe vrienden.’’  Oro gaf Han een bemoedigend Knikje, hij vroeg niet door naar de echte rede en nam genoegen met deze vervormde. Na een dag gezellig met Ia moesten de aarderijkers eigenlijk weer naar huis.

Han voegde zich in de rij nadat hij afscheid had genomen van zijn vrienden; Oro en Rona die zich hadden verkleed als lucht meesters. Het viel Oro op hoe slecht er gecontroleerd werd of iedereen er was. Alsof er hen een kans werd geboden het normale leven te verlaten en verder gaan op eigen houtje.

De bizons vertrokken en een grote bel ging als teken dat het tijd was om te mediteren. Oro en Rona werden door Ia verstopt in haar huisje. En ze ging zelf naar het grote plein. Toen Ia na twintig minuten weer terug was, bespraken ze nog een keer het plan. ‘’Om middernacht sluipen we naar de bizon stallen en nemen we de bizon van Ia mee en vertrekken we.’’ Mompelde Oro.

Het was middernacht en dus gingen ze het plan uitvoeren er was maar een bewaker in de stal die makkelijk te mislijden was. Oro bestuurde van afstand een klein steentje, die hij liet vallen en de bewaker ging meteen kijken.

Ia sloop de stal binnen en schudde Apo wakker. ‘’Kom mee liefie’’ fluisterde ze in het oor van de enorme bizon die langzaam achter Ia aanliep naar buiten. ‘’Brave jongen’’ Zei Ia en ze gooide een vrucht naar de bizon toe. ‘’De bewaker komt terug we moeten hier weg.’’ Waarschuwde Oro.

Ia sprong op Apo en Oro sprong haar achterna, Rona twijfelde even maar Oro trok haar gewoon de bizon op. Apo vloog weg net op tijd want de bewaker kwam de hoek al om.

‘’Het is gelukt.’’ Schreeuwde Ia terwijl ze genoot van de vrijheid. ‘’Gelukkig heeft Apo in ieder geval een zadel.’’ Zei Rona die het eigenlijk toch wel spectaculair vond. Ia draaide zich om terwijl ze zei ‘’in het zadel zitten vakjes waar je dingen in kan doen. Als het goed is zit ergens een kaart’’ Oro rommelde in wat vakjes tot hij de kaart gevonden had. Hij spreiden hem uit over het zadel en vroeg: ‘’Waar gaan we heen?’’

‘’Ik dacht aan de zuidelijke waterstam.’’ Zei Ia ‘’Dat is niet heel ver weg en de mensen zijn daar heel aardig.’’ Vervolgde ze. ‘’oké dan gaan we daar heen.’’ zei Rona nog voor Oro antwoord kon geven.

Hoofdstuk 2

~Derde persoon~

‘’Wauw het is hier prachtig.’’ Zei Rona terwijl ze de huizen van de zuidelijk waterstam bekeek. ‘’Hallo welkom in de zuidelijke waterstam.’’ Riep een oude vrouw tegen Oro, ‘’Jullie komen van de luchtnomade.’’ Oro keek naar zijn kleding, hij had nog steeds de geleende luchtkleding aan. ‘’Nee dit is mijn reserve kleding, ik kom uit het aarderijk.’’ Lachte Oro. ‘’Ik kom wel van de luchtnomade.’’ Ia stapte naar voren en schudde de hand van de oude vrouw.

Oro en Rona pakte ondertussen hun eigen kleding en gingen zich omkleden in het hutje dat de oude vrouw daarvoor aanwees. ‘’Het is me een eer iemand van de lucht nomade te ontmoeten’’ zei de oude vrouw en ze boog voor Ia. ‘’Dank u wel’’ Ia was gevleid en vergat bijna terug te buigen.

‘’Ga anders mee met mij naar de sturingsschool voor watermeesters.’’ Stelde de oude vrouw voor en ze begeleide Ia naar de sturingschool. Binnen in de school was een grote poel met water en een veld van ijs en sneeuw. Er zaten tien kinderen op een bank van ijs met leeftijden tussen de vijf en zestien.

‘’Welkom jonge luchtmeester.’’ De leraar van de kinderen keek verrast maar ook zeer vriendelijk naar Ia. ‘’Het is mij een eer dat u onze les zal bekijken.’’ De kinderen oefende in verschillende niveaus. ‘’Hé hallo ik ben Fiero.’’ Riep een jongen die op Ia af kwam.

De jongen maakte met een hand wat bewegingen terwijl hij stoer naar Ia keek maar doordat hij zich niet meer goed concentreerde viel al het water dat hij aan het sturen was over hem heen. Ia gniffelde, de jongen liep snel weg en Ia zag nog net hoe hij zichzelf voor zijn hoofd sloeg.

De Jongen was best knap hij had blauwe kleding aan en een leuk klein staartje achter op zijn hoofd (net zoals Sokka). Toen de les was afgelopen kwamen Rona en Oro binnen. Rona keek opnieuw haar ogen uit. ‘’Wauw Oro heb je dit al gezien en dat en o wat is dit water koud enz…’’ Oro lachte en hij zei trots tegen de watermeesters: ‘’Dat is mijn meisje afblijven dus.’’

‘’Wat brengt jullie naar onze stam’’ vroeg de oude vrouw die hen een slaap plek had gegeven. ‘’We willen meer van de wereld zien,’’ antwoordde Rona. Oro knikte terwijl hij Rona tegen zich aan duwde.

‘’Het is een meisje!’’ Werd er plotseling geroepen vanuit de tent hiernaast. Ia sprong op, de oude vrouw stond ook op en beende met grote stappen het hutje uit zeggend: ‘’Kom mee hier in onze stam feliciteren we elkaar altijd met een baby.’’

Ia, Rona en Oro volgde haar. Er stonden een hoop mensen te wachten voor de tent tot de vrouw met de baby naar buiten kwam. De baby huilde, de oude vrouw liep naar voren nam de baby over en legde haar op het altaar.

Iedereen ging er in een kring om heen staan en de vader en moeder stonden ernaast. ‘’Hierbij geef ik deze baby de wijsheid om goede keuzes te maken en de kracht om te overleven.’’ er werden met blauw poeder tekentjes op het hoofd van de baby gemaakt.

De jongen die met Ia gepraat had liep naar Ia toe en zei: ‘’Dit doen we altijd als er een baby geboren word, de wijze kiest twee dingen voor de baby die bij de baby passen en daar wordt de baby voor de rest van haar leven naar gehandeld. Dit is mijn zusje.’’ Ia lachte ‘’wat interessant’’ riep ze oprecht.

Fiero kon een blosje niet onderdrukken. Langzaam verliet iedereen de ceremonie en werd de baby weer in de handen van haar moeder gelegd. ‘’Wil je weten welke twee ik had?’’ vroeg Fiero aan Ia, Ia knikte. ‘’Ik had kracht en vastheid.’’ Zei Fiero trots en hij keek Ia aan. Ia knikte

‘’Zullen we mijn zusje van dicht bij gaan bekijken.’’ Vroeg Fiero, ‘’Lijkt me leuk’’ antwoordde Ia ‘’Mogen mijn vrienden ook komen’’ vroeg ze ‘’Ja hoor’’ zei Fiero. Oro en Rona kwamen ook en met z’n allen gingen ze de baby bekijken.

‘’Fiero we noemen haar Yusi. Dat lijkt een beetje op Suki en daar vernoemen we haar naar. Onze heel veel overgroot moeder.’’ Zei de moeder van Fiero en Yusi. ‘’Ben jij familie van Sokka en Suki.’’ Vroeg Rona vol verbijstering elke dag leerde ze tegenwoordig weer iets nieuws. ‘’Inderdaad,’’ zei Fiero teleurgesteld dat Ia niet zo reageerde.

Yusi was in de armen van haar grote broer gekropen en likte met haar kleine tongetje zijn wang. ’’Zou ze ook kunnen sturen.’’ Vroeg Fiero. ‘’Geen idee misschien wel’’ zeiden de ouders van Fiero en Yusi.

Na een week in de waterstam voelde de drie vrienden zich eigenlijk wel helemaal thuis. Fiero probeerde Ia nog steeds te versieren en Ia vond dat wel leuk want ze vond Fiero eigenlijk ook wel leuk.

Oro liep tussen de hutjes door op zoek naar een steen. Oro vond het geweldig in de waterstam maar hij kon hier nauwelijks sturen. ‘’Hier neem dit.’’ De oude vrouw stond achter Oro en hield hem vier steentjes voor. ‘’Hoe wist je dat ik zocht naar stenen.’’ Vroeg Oro verast, hij was altijd de gene geweest die mensen door zag maar dat was nog nooit omgekeerd gebeurd.

‘’Gewoon’’ antwoordde de oude vrouw en ze legde de stenen in de hand van Oro. Oro knikte vriendelijk en begon een beetje met de steentjes te spelen. Na een dag of twee vond Oro het zo langzamerhand wel weer goed maar Rona voelde zich helemaal op haar gemak en Ia speelde nog steeds een beetje met Fiero.

‘’Iedereen stil de spreker slaat aan.’’ Werd er geroepen van uit de hoofd tent. Eens in de week op maandag sprong de spreker aan. De spreker was een vierkant apparaatje van zo’n twintig bij twintig cm. Het apparaatje had net zoals de radio een luidspreker waar je in kon praten en dan kon je communiceren met andere plekken. De spreker stond ongeveer tien minuten aan daarna viel hij weg.

De spreker was ontstaan na de tijd van avatar Bomboem een aardmeester, een avatar die maar vijf dagen oud werd. Hij was besmet met een ziekte die toen nog niemand kende en men noemde die latar de Bomboem ziekte vernoemd naar avatar Bomboem.

De avatar na Bomboem kreeg de ziekte ook, de luchtmeester daarna heeft heel lang de ziekte niet gahad maar aan het eind van zijn even kreeg ook hij de ziekte. En hij stierf toen Oro, Rona en Han bij de luchttempel waren.

Iedereen had grote angst dat ook de avatar van nu ook besmet zal worden met de ziekte. Want dit is geen toeval meer! Oro liep naar binnen en luisterde mee naar het gesprek met de zusterstam van de zuidelijke waterstam. Maar opeens haperde de lijn en viel hij bijna helemaal weg.

Iedereen keek op wat was eraan de hand de tien minuten waren nog lang niet om. De spreker sloeg weer aan maar de zuidelijke waterstam had nu contact met een andere plaats. Een enorm kabaal kwam uit de spreker. Het geluid van bomen die omvallen, en mensen die schreeuwen. Oro ging dichter bij de spreker zitten hij had iets gehoord. Was dat de stem van… Han! De spreker viel uit en iedereen keek elkaar verbaasd aan. Maar de verbazing maakte snel plaats voor angst en iedereen rende naar buiten.

Er was al heel lang vrede in de wereld, men zat wel met het probleem van de Bomboem ziekte ook wel avatar ziekte genoemd. Maar oorlog was al heel lang verleden tijd. Oro liep op Rona toe en zei: ‘’Ik hoorde Han ik zweer het Han schreeuwde hij was daar zeker weten.’’ ‘’Ik hoorde hem ook.’’ Zei Rona die haar hand op de schouder van Oro legde.

‘’We moeten hier weg we moeten Han gaan helpen.’’ Zei Rona, maar Oro schudde zijn hoofd en zei: ‘’dat gevecht winnen we niet en we zijn daar nooit op tijd.’’ Rona bleef stil hier kon ze niks tegen in brengen.

Ia kwam op hen afgelopen. ‘’We moeten ons klaar gaan maken zodat we kunnen gaan.’’ Zei ze, ‘’we vertrekken morgen goed’’ vervolgde Ia, Oro en Rona knikte. Die nacht sliep Oro slecht hij droomde dat Han werd gedood, hij stond toe te kijken en hij lachte, hij moedichte de moordenaar zelfs aan.

Oro schrok wakker hij klemde zijn vingers om de slaapzak. Wat was dat, Oro hoorde iets hij stond op pakte zijn kleding en trok die aan. Hij sloop naar buiten met een speer in de aanslag. In de verte hoorde hij een kreet en nog een. Licht vloog aan en de andere kant van het dorp werd gevuld met vuur. Oro rende naar binnen en schudde Rona en Ia wakker.

‘’We moeten weg het dorp word aangevallen.’’ Riep hij. Ia en Rona stonden meteen op. Ia trok haar kleding uit en wilde naar Apo toe rennen, maar Rona maakte een goed punt: ‘’We kunnen niet weg, dit dorp heeft veel voor ons gedaan en wij laten het niet in de steek als het ons nodig heeft.’’

Ia knikte instemmend en Oro stemde uit eindelijk ook in. ‘’Ik ga de dorpelingen wakker maken’’ riep Rona ‘’gaan jullie uitzoeken wat daar aan de hand is ik kom zo snel mogelijk terug.’’ Oro en Ia knikte. Oro pakte de speer beet en gespte een zwaard aan zijn riem. Aan aardsturen had hij hier weinig.

Oro en Rona slopen naar de andere kant van het dorp. Een vrouw en vijf mannen stonden dorpelingen vast te binden en gooide ze op een hoop. Er klonk geschreeuw de tent naast Oro en Ia lichte op een vrouw kwam naar buiten met nog twee dorpelingen. Oro en Ia verstopte zich snel achter een beeld van Katara.

‘’hier is ie ook niet.’’ Riep de vrouw terwijl ze de mensen op een stapel gooide. Er kwamen nu van alle kanten mensen aan lopen. Sommige hadden wapens en andere konden watersturen. Het leger van dit deel van de zuidelijke waterstam bestond uit zo’n 30 stuurders en 30 niet stuurders.

Rona kwam aan gerend met Fiero achter zich aan. Oro, Ia en Rona rende terug naar hun tent om hun spullen te pakken. Ze stopte alles terug op de goede plek in Apo’s zadel. ‘’Het leger is met zijn zestigen ze hebben die vrouw nu waarschijnlijk al verslagen.’’ Zei Oro om Rona gerust te stellen. Rona, Oro en Ia rende terug om te kijken of ze nog moesten helpen. Maar wat ze zagen was niet in hun voordeel.

Alle mensen lagen op de hoop, ‘’Hij is hier ik voel het.’’ Zei de vrouw. Ze keek naar alle mensen en pakte er drie uit. Haar vingers drukte ze onder de kin van de eerste man terwijl ze haar knie in de buik van de man drukte. De man lichte even op en viel toen slap op de grond. Hij kon zich niet bewegen en zijn ogen vielen dicht. De man werd in een enorm bouwwerk gelegd.

‘’Sluit je bij mij aan en er zal niks met je gebeuren. Alle mensen werden in een rij gezet en ze konden zelf kiezen. Vijf kozen voor haar kant, maar de meeste wilde hun stam niet verraden. ‘’Heel goed’’ zei ze en ze liep naar de vijf toe. Ze keek hen diep aan. haar ogen verkleurde even de mensen trilde maar gingen daarna naast haar andere mannen staan.

‘’We moeten dit tegen houden.’’ Zei Oro die geen flauw idee had wat ze moesten doen. De vrouw ging verder met het bewusteloos maken van mensen en af en toe liet ze haar ogen verkleuren en sloten de mensen zich bij haar aan. Toen ze zeker 30 mensen had gehad kon Oro het niet meer aan zien sprong hij op en rende hij op haar af.

Ze draaide zich om ze stond klaar om te vuren maar toen veranderde haar gezichtsuitdrukking ze viel op de grond. Oro wouw haar beet pakken maar haar leger pakte hem vast. De mensen die nog niet bewusteloos waren geworden en zich ook niet bij haar hadden aangesloten konden met hulp van Rona en Ia ontsnappen. De vrouw stond weer op haar gezicht stond weer boos en kwaadaardig maar toch beval ze dat haar leger Oro moest los laten.

Ze liet de sneeuw om hoog komen haalde het water er uit en bevroor zijn voeten vast aan de grond. Doormiddel van een enorme windvlaag blies ze Oro achterover en bevroor zijn handen ook. Op haar hand vormde zich vuur en ze hield dat voor het gezicht van Oro. ‘’Ik zie het al een sterke aardmeester met een bijzondere afkomst. Ik heb al wel aardsturing onder de knie lucht kan ik met dank aan een verdwaalde luchtmeester. Water kan ik sinds vandaag en vuur dat kan ik van mezelf. Je kan kiezen sluit je bij mij aan en ik doe je niks.’’ Zei ze.

Oro schudde zijn hoofd en riep: ‘’Ik zal me nooit bij jou aansluiten.’’ ‘’Oh nee’’ zei de vrouw en ze keek diep in de ogen van Oro en net voordat de ogen van de vrouw van kleur veranderde. Sprong Rona boven op de vrouw Fiero zorgde dat het ijs weer water werd en Ia blies een deel van het leger weg. Rona sprong op de grond en trok Oro mee.

‘’Hier zijn de laatste drie.’’ Zei een sterke gespierde man, hij had twee mensen in zijn handen een vrouw en een man. Naast hem verscheen een jongere jongen die een baby in zijn handen had. Oro verstijfde en riep: Han! Terwijl Fiero juist riep: ‘’Mam, pap, Yusi!’’ De vrouw lachte ze pakte de man en vrouw vast. En gooide die op een hoop. ‘’Dit is wat ik zoek’’ zei ze terwijl ze Yusi aanpakte.

Yusi opende haar ogen en begon te huilen. De vrouw keek naar Yusi en zei: ‘’Jep ik had gelijk dit is de avatar.’’ Zei de vrouw. ‘’Alsjeblieft neem mij maar niet haar.’’ Zei de moeder van Fiero en Yusi. Maar de vrouw wuifde het weg en zette handen onder de kin van Yusi. ‘’Dit is waar ik zolang op heb gewacht’’ Zei de vrouw.

Yusi begon harder te huilen haar ogen lichte op om haar heen vormde zich een tornado de vrouw werd naar achter geblazen maar ze pakte de sneeuw maakte een enorme water vlood en bevroor de gehele tornado direct. Daarna vormde zich op haar hand blauwe bloedhete vlammen.

Yusi zat vast in het ijs. Fiero probeerde het ijs te breken maar de vrouw was krachtiger dan hem en de vrouw had kon alle elementen besturen! Maar met behulp van alle ontsnapte watermeesters werd het ijs uiteindelijk toch water en Yusi viel.

Fiero rende op haar af en ving haar op. De vrouw keek naar de stapel en begon weer mensen bewusteloos te maken nog een stuk of tien. ‘’Wat doet ze toch’’ vroeg Ia angstig. Terwijl ze op Apo sprong. “Fiero ga mee en neem je zusje ook mee.’’ Zei Rona terwijl zij en Oro ook op Apo sprongen. Fiero knikte en sprong op Apo snel vlogen ze weg.

Yusi deed langzaam haar oogjes weer open. De vrouw had gezien dat de avatar weg vloog en liet de rest van de mensen voor wat ze waren. Ze was weer krachtiger geworden. Ze sprong in het bouwwerk beval haar mensen dat ze dat ook moesten doen en vloog weg.

Na een dag alsmaar vliegen besloten de vier om te gaan landen. ‘’Ongelofelijk dat Han die vrouw helpt.’’ Zei Oro die maar voor zich uit bleef staren. ‘’Ik denk niet dat hij het expres doet.’’ Antwoordde Rona en ze vervolgde: ‘’Het is hetzelfde als bij de mensen van de waterstam. Die enge vrouw kijkt ze aan en ineens gehoorzamen ze haar, maar wat ik niet begrijp en zo mogelijk nog enger vind; Hoe kan ze alle elementen besturen als Yusi de avatar is en wat doet ze als de mensen ineens neervallen en zich nauwelijks nog kunnen bewegen.’’

Iedereen haalde zijn schouders op. Het vijftal lande op een klein eilandje ver weg van de kust. Het was er stil en verlaten. Oro sprong als eerst van Apo af en de rest volgde Fiero nam Yusi in de hand. ‘’Wat is het hier stil.’’ Zei Ia ‘’Ik weet het’’ antwoordde Oro die het pad op liep.

Het eilandje was echt heel klein het had een strand een paar palmbomen en een pad dat naar een klein verlaten dorpje liep. Het vijftal liep het dorpje in en bekeek de hutjes ze waren half afgebrand. Aan de zijkant van het pad stond een groot bord met een afgebladderde kaart van het dorp eraan. Oro haalde de kaart van het bord en streek hem glad.

‘’We zijn nu hier.’’ Zei hij en hij wees in het midden van de kaart. ‘’Laten we hier gaan slapen en daarna weer vertrekken. Ik vind het hier maar griezelig.’’ Zei Ia terwijl ze de kaart in haar zak stopte. Ze liepen terug naar Apo en maakte daar een kampvuur door hout langs elkaar te halen.

Oro en Rona maakte van aarde een leuk hutje en een afdakje voor Apo. Fiero ging naar de zee om water te halen en Ia hield zich bezig met het vuur. Toen iedereen klaar was, hoorde ze een hartverscheurende kreet.

Bijna liet Fiero het water vallen, maar net op tijd wist die de fles nog beet te pakken. Ia stond op en Rona trok haar schoenen uit. ‘’Wat doe je’’ vroeg Fiero. ‘’Ik kan doormiddel van aardsturen de trillingen in de aarde opvangen.’’ Antwoordde Rona. ‘’Slim idee’’ Oro trok ook zijn schoenen uit en riep tegelijk met Rona ‘’We moeten recht vooruit naar het westen.’’ Ia en Fiero volgde Rona en Oro op de voet.

Yusi lag in de armen van Fiero en was pas wakker geworden. Opeens stonden Rona en Oro stil. Fiero boste tegen Rona op en Ia kwam nog net op tijd tot stil stand, om Oro niet omver te lopen.

‘’Hier is het’’ zei Oro. ‘’Wat is hier’’ vroeg Ia terwijl ze om zich heen keek. ‘’Er zit hier een geheime ruimte onder de grond.’’ Antwoordde Rona. ‘’Je bedoelt dat we de grond in moeten. Sorry Rona jij houd misschien niet van vliegen en ik heb het zelfde met de grond in gaan.’’ Ia wees naar de grond, van haar gezicht was afgrijzen af te lezen.

Ze pakte haar vlieger en zei: ‘’Ik vlieg wel over het eiland heen om te kijken of ik nog meer vreemde dingen kan ontdekken. Oro, Fiero en Rona knikte. Oro zette zijn handen in de aarde bewoog ze uit elkaar. Zo schoof hij een hele hoop aarde weg. ‘’Het is pikken donker daar beneden jullie kunnen misschien zien door middel van sturing maar ik niet.’’ Fiero begon nu ook last van claustrofobie te krijgen en stelde daarom voor om met Yusi terug naar Apo te gaan en daar eten te verzamelen.

Oro knikte en Fiero rende weg. Rona en Oro liepen de tunnel in, het was pik donker, maar daar hadden ze geen last van. Oro moest heel vaak aarde weg sturen de geheime kamer zat ongelooflijk diep. ‘’Kijk ik zie licht’’ Fluisterde Rona. Rona en Oro liepen richting het licht. Ze kwamen een ruime kamer binnen aan de muren hingen opgebrande fakkels en in het midden stond een lantaarn met vuurvliegjes erin.

In de kamer stonden tien grote palen met aan elke paal vier mensen vast gebonden. Dit doormiddel van een dik ijzerkoord. De mensen keken langzaam op, blijdschap was van hun gezicht af te lezen.

Oro rende naar de dichtstbijzijnde paal en met metaal sturen brak hij het ijzer. De mensen vielen als lappenpoppen op de grond. Oro maakte bij alle mensen het touw stuk, maar geen van de mensen had de kracht om op te staan. ‘’Wat is er gebeurd’’ Vroeg Rona verward. ‘’Ik zal het je vertellen’’ Begon een van de mannen vermoeid.

‘’Twee maanden geleden leefde mijn dorp in vrede en welvaart. We viste in de zee en haalde daar ook ons schone water. Het was een simpel maar vredig bestaan. Mijn dochter de beeldschone Manuela ging op een dag een eindje varen met haar vriend Jon. Maar toen Jon terug kwam had hij slecht nieuws Manuela was flauw gevallen. In ons dorp waren destijds 45 inwoners, Van oorsprong zijn onze inwoners van de vuurnatie, dat ben ik ook en nog een paar andere mensen evenals mijn dochter, maar één iemand in onze stam kon watersturen hij zorgde voor het schone water maar hij kon ook helen. Hij deed wat hij kon, maar het lukte hem niet om Manuela wakker te krijgen.’’

De man haalde gorgelend adem, met moeite hervond hij de energie om verder te gaan: ‘’Toen ze na drie dagen wakker werd was ze geheel veranderd. Eerst had ik het nog niet zo door maar ze kon veel beter vuursturen en ze was niet meer het blije lachende meisje. Er verdwenen steeds meer mensen en Manuela werd steeds beter in het vuursturen en toen, toen deed ze het bij mij ik werd zwak, maar Manuela werd juist sterker. Ik werd ook vast gebonden. Manuela nam 5 krijgers mee waar onder de waterstuurder twee vuurstuurders en twee niet-stuurders. Ze stak deze fakkels aan. Voor iedereen legde ze drie boterhammen en een bakje drinken. Maar die zijn nu zo langzamerhand wel op.’’ Oro en Rona luisterde met open mond. Dus Manuela was de gene die al die ellende veroorzaakte.

Het vijftal was nu al vijf dagen op het eiland ze hadden de inwoners min of meer kunnen oplappen. Allen waren ze nog steeds zwak en geen van hen had de kracht om te sturen hervonden, toch leek het Oro niet slim als ze zouden blijven.

‘’We kunnen hier niet voor eeuwig blijven. De mensen weten dat als de avatar niet doet er niets zal veranderen. We moeten gaan. Op deze manier zal de wereld nooit meer vrede kennen.’’ Oro keek zijn vrienden recht aan. Het was belangrijk dat ze in zagen dat hij gelijk had. ‘’We kunnen deze mensen niet zomaar achterlaten.’’ Bracht Fièro er tegenin. ‘’Het zijn maar vuurstuurders.’’ Nonchalant staarde Ia om zich heen, de ergerende blik van Rona negerend.

‘’Luister ik vind het ook niet fijn deze mensen aan hun lot over te moeten laten, maar ze zijn sterker geworden. Ze kunnen zelf voor hun eten zorgen en als dit allemaal over is, zullen we ze opnieuw komen opzoeken.’’ Beargumenteerde Oro nogmaals zijn stelling. ‘’Dat is waar, laten we dat maar doen.’’ Rona koos redelijk gemakkelijk zijn kant en Ia volgde meteen. ‘’Deze vuureters kunnen zelf wel overleven.’’ Mompelde ze. Fièro bloosde en koos er voor niet dwars te gaan liggen.

De mensen bedankte hun van harte en het vijftal vertrok op Apo richting Ba sing se om daar spullen in te slaan. Na een paar lange dagen vliegen waren ze eindelijk in Ba sing se. Vrolijk liepen ze in de richting van het dorp, maar de sfeer was niet goed. Het dorp was nog niet aangevallen door Manuela maar het speelde wel een belangrijke rol.

In de straten van Ba sing se werden kaarten uitgedeeld met daar op de plekken die in handen waren gevallen van Manuela en waar zij nu heerste. Het vijftal kocht een zo’n kaart en rolde hem open. Op dat moment werd Yusi wakker en begon te huilen Ia nam Yusi over van Fiero en trooste haar.

‘’We moeten snel een plek vinden voor de nacht, daarna kijken we wel naar die kaart’’ Stelde Rona gapend voor, de rest was het met haar eens. Ze gingen naar een groot gebouw waar in dikke letters hotel op geschreven stond en huurde een kamer voor vier personen.

Daar hadden ze net genoeg geld voor. Er stonden vier bedden en Yusi sliep bij Fiero in bed. Het hotel had een grote schuur waar Apo kon slapen voor een beetje extra geld. Oro vouwde opnieuw de kaart open en bekeek deze samen met zijn vrienden aandachtig.

Zo was het eerst.                                    Zo is het nu, al het rood is veroverd.

‘’Oh nee ze heeft de luchttempel verovert en de eilanden waar hier en daar nog wat luchtmeesters leven.’’ Zei Ia bijna snikkend. Ze dacht aan haar vrienden en aan alle lieve mensen van haar stam.

‘’En de noordwestelijke eilanden dan.’’ Vroeg Rona, die wees op de luchtnomade eilanden, die nog niet waren veroverd. ‘’Daar woont nog niemand.’’ Antwoordde Ia spijtig. ‘’De hele Zuidpool is ook al veroverd en een groot deel van de vuurnatie, de zuidelijke rij eilanden van het aarderijk zijn ook veroverd.’’ Riep Fiero bedroefd.

‘’Jongens geen zorgen het meeste van het aarderijk is nog niet veroverd en de hele Noordpool is ook nog in handen van hun rechtmatige heerser, bijna de helft van de vuurnatie en niet te vergeten Rupulicasia en omgeving.’’ Probeerde Oro om iedereen weer moet in te spreken, maar het had weinig zin.

‘’Dit is allemaal gebeurd in twee maanden nog eens drie maanden en de hele wereld is in handen van Manuela gevallen. Inclusief Rupublicasia en omgeving.’’ Zei Ia. Fiero greep zijn kans en troostte Ia, maar die stond net op waardoor Fiero mis greep.

‘’Wat moeten we doen.’’ Vroeg Rona die hoopte dat Oro nog iets wist. ‘’Ik heb geen flauw idee.’’ Antwoordde Oro eerlijk en de laatste hoop vloeide bij Rona weg. ‘’Maar we mogen niet op geven, Aang gaf ook niet op toen de vuurnatie de wereld had veroverd en Korra stopte ook niet toen ze vocht tegen the equalisten. De vorige avatar gaf ook niet op ondanks de ziektes van de avatars er voor.’’ Preekte Oro terwijl hij op stond en zijn hand voor zich uitstak ‘’Kom op jongen, Yusi is nog niet oud genoeg dit te doen, maar wij kunnen dit wel, we hebben nog genoeg naties vrij van Manuela en met hun hulp lukt het ons haar om ver te gooien. Één voor allen, allen voor één.’’ Riep hij maar niemand deed mee, zelfs Rona was haar enthousiasme verloren. Dus plofte hij terug in de bank.

Oro werd wakker, hij had een nare droom gehad de hele wereld was overgenomen door Manuela en hij had zich bij haar aangesloten. Hij keek op het wekkertje naast hem; het was drie uur ’s nachts. Hij kleedde zich om en ging naar beneden. Zonder na te denken liep hij het hotel uit en keek hij aandachtig naar de sterren.

Allemaal mooie kleine lichtjes in de lucht. Lichtjes die de donkere nacht opvulde en versierde. Het mooist vond Oro het als er geen wolken waren die het uitzicht op de sterren verpestte. Oro hoorde iets achter hem. Werd hij achtervolgt? Hij draaide zich vliegensvlug om, aan het eind van de straat stond een norse bewaker. De bewaker zag Oro en rende op hem af.

Oro had niet door wat er gebeurde, hij werd omringt door aarde en zat stevig vast. Zijn armen waren nog los, dus hij zou de aarde zo van zich af kunnen sturen, maar dat leek hem net zo slim. ‘’Wat doe jij zo laat in de nacht, na twaalf uur en voor vier uur mag niemand nog buiten zijn.’’ Schreeuwde de bewaker terwijl hij Oro aandachtig bekeek.

‘’Dat wist ik niet meneer’’ verontschuldigde Oro, de bewaker had de traditionele bewakingskledij aan; een bruine wijde broek, met daar ondereen strakke zwarte legging, de man droeg bruine punt schoenen en een stevige jas, met verscheidene onderscheidingen erop. Boven op zijn hoofd balanceerde een groene pet, met het teken van het aarderijk erop.

De bewaker liet de aarde om Oro zakken en gebaardde dat Oro meteen naar binnen moest. Oro rende weg, maar toen hij uit het zicht van de bewaker was verstopte hij zich in een struik waar van uit hij de sterren beter kon bekijken. Niks in hem voelde de drang om de man te gehoorzamen en de sterren te verlaten.

Hij voelde de band tussen hem en het universum, toen hij ineens een felle flits zag. Hij stond op en bekeek alles om hem heen grondig, er was iets veranderd maar wat? Opeens zag Oro een onbekende man, Oro wilde aarde uit de grond optillen maar het lukte niet. De man kwam dichter bij. Naast hem stond een baby en een baby. Oro liep langs de rij. Maar hij stopte toen hij Aang en Korra zag staan.

‘’Wat is dit?’’ vroeg Oro, Aang deed een stap naar voren. ‘’Dit is een rij met allemaal avatars.’’ Zei Aang ‘’Maar waarom zie ik die?’’ vroeg Oro en alles was voor Oro nu een groot vraagteken. ‘’Oro jij bent de enige die haar kan stoppen.’’ Besloot Aang zijn verhaal kort te houden. ‘’Wie bedoelt u? Manuela?’’ Vroeg Oro, die niet begreep waarom hij nou weer bijzonder was. ‘’Ik bedoel niet Manuela, ik bedoel de geest die Manuela bestuurd.’’ Vertelde Aang.

Oro trok zijn wenkbrauwen op in zijn gezicht vormde zich rimpeltjes. ‘’Je weet vast wel iets over de grote oorlog met de vuurnatie, en Ozai die ik toen heb verslagen.’’ Zei Aang. Oro knikte op school was dit meerdere keren ter spraken gekomen. ‘’Azula is toen ook gevangen genomen, maar ontsnapt.’’ Vertelde Aang verder. Oro knikte weer, hij wist vaag zoiets van geschiedenis, maar had zich er nooit zo in verdiept.

‘’Azula heeft kinderen gekregen en jij bent haar heel veel kleinzoon’’ Aang stopte met praten. Hij keek rustig toe hoe Oro’s mond open viel. Oro kon het niet geloven hij bezat slecht bloed, hij was vreselijk. Aang vertelde verder: ‘’Azula heeft nooit wraak kunnen nemen en haar haat heeft er voor gezorgd dat zij een geest is geworden aan de kant van het slechtte.

Zoals je misschien weet kun je niet sturen in de geest wereld. Normaal gesproken worden alle geesten in toom gehouden, maar Azula ontsnapte weer. Het wordt bijna een specialiteit van haar.’’ Grapte Aang proberend Oro op gemak te stellen, toen dit geen effect leek te hebben praten hij gewoon maar verder. ‘’Ze gebruikte haar kracht om de avatar ziek te maken, misschien ken je de Bomboem ziekte wel. Zij is daar de oorzaak van. Maar dat was voor haar bij lange na niet genoeg, ze wil de avatar zijn krachten afnemen er voorzorgen dat de avatar zwak is en zij sterk.

Zij wil alle kracht en macht van de wereld. Ze heeft uiteindelijk een meisje genaamd Manuela gebruikt en is in haar lichaam gekropen.‘’ Oro kon zijn oren niet geloven. ‘’Maar wat kan ik daar dan aan doen.’’ Vroeg Oro verward en angstig. ‘’Jij kan haar misschien op andere gedachten brengen of aflijden waardoor de avatar het af kan maken.’’ Zei Aang terwijl hij langzaam wegvaagde. ‘’Je zult haar vinden op de plek van haar lichaam, daar zal ze altijd terug keren. Je bent sterk met haar verbonden Oro of je dat nou wil of niet.’’ Zei Aang en hij en de andere avatars verdwenen.

Oro sloot zijn ogen en opende ze weer. Hij probeerde te sturen en dat lukte hem. Dus Azula doet iets met geesten kracht waardoor ze andermans kracht kan afnemen, niet alleen sturingskracht zoals Amon deed nee echt de kracht die mensen bezitten. Maar wat bedoelde Aang met die laatste zin: je zult haar vinden op de plek van haar lichaam? Hij bedoelde toch niet haar….

‘’Wat is er toch Oro?’’ Vroeg Rona die bezorgt naar Oro keek. ‘’Niks’’ Zei Oro kortaf maar dat was alles behalve waar. Ia kwam binnen rennen terwijl ze een krant omhoog hield en riep: ‘’Manuela heeft de hele vuurnatie veroverd.’’ Ze zei het verdrietig, maar als je goed luisterde hoorde je er een beetje vreugde in.

Ia had nog steeds een hekel aan de vuurnatie. Zij hadden er immers voor gezorgd dat er bijna geen luchtmeesters meer bestonden. Rona begreep deze haat nooit zo, het was toch jaren geleden. Ia was echter een stug meisje en als zij eenmaal iets in haar hoofd had, kwam ze er niet zo snel meer vanaf.

Oro stond op, hij schoof zijn stoel aan en pakte de kaart. ‘’We moeten weer verder.’’ Zei hij, terwijl hij zijn spullen verzamelde. De rest knikte en Yusi maakte een instemmend geluidje alsof ze echt mee luisterde. Nadat iedereen zijn spullen had ingepakt ging het vijftal naar beneden betaalde ze en vlogen zich weg met Apo. Iedereen behalve Oro had een goede nachtrust gehad en was goed uitgerust.

Oro vouwde de kaart open. ‘’We moeten naar de vuurnatie.’’ Zei hij ‘’Maar die plek is verovert.’’ Keurde Ia, die er duidelijk niks voor voelde om de vuurnatie binnen te wandelen, dat idee af. ‘’We moeten meer weten over de mensen en bewakers die leven onder haar gezag.’’ Viel Rona erg officieel haar vriendje bij.

‘’Wow wat is hier gebeurd?’’ Vroeg Rona toen ze landde bij de vuurnatie. Het was stil en de straten waren verlaten, midden in het dorp was een enorme aardverschuiving. Het vijftal rende erop af. Ia glimlachte en zei sarcastisch: ‘’Dat verdienen die sukkels echt niet.’’ Waarop ze een boze blik van Oro in ontvangst nam.

‘’De mensen die hier nu leven zijn niet slecht, oké? Ze zijn meegesleurd in de oorlog, maar ze zijn niet slecht meer. Ze waren er niet eens bij!’’ Riep Oro een beetje geïrriteerd, hij begreep Ia wel maar hij vond het vreselijk dat ze zo deed en Oro zelf stamde ook van de vuurnatie af. Hij was er net achter gekomen dat hij zelfs een afstammeling was van één van de slechtste personen, die de vuurnatie kende Azula en daardoor ook Ozai.

Rona legde haar hand op de grond en voelde de trillingen in de aarde. “Hier is geen ondergrondse gevangenis.’’ Zei ze en ze stond op. Om de hoek kwam een bewaker lopen. Hij had een grijs harnas aan van platina met een enorm zwaard in zijn hand. ‘’Wat doen jullie hier?’’ Riep hij terwijl hij op hen afrende.

De bewaker wachtte niet op antwoord en stak zijn zwaard onmiddelijk uit. Ia sprong omhoog zette haar hand op het hoofd van de man en maakte een koprol waardoor ze achter de man stond. De man had haar echter door en draaide zich vliegensvlug om. Ia kon nog net bukken en het zwaard miste haar op een haar na.

Rona had echter minder geluk en het zwaard raakte haar boven arm. Het lichtte blauw op. Rona gilde van de pijn. ‘’Het zwaard staat onder spanning.’’ Kon ze nog net uitbrengen voor ze weer geraakt werd. Oro Balde zijn vuist en bracht zijn arm omhoog. De aarde onder de voeten van de bewaker schoot omhoog en de bewaker vloog de lucht in.

Rona was ondertussen weer opgestaan en Yusi was vreselijk aan het huilen. Fiero pakte Yusi stevig beet en het vijftal rende snel weg. De bewaker viel met een harde dreun op de grond. Het vijftal was net de hoek om en bleef doorrennen. Het was een grote stad met veel kleine straatjes.

Oro liep voor het eerst niet voorop hij volgde de andere maar een beetje. Zijn lichaam was daar aan het rennen om te ontkomen aan de bewaker, maar zijn gedachte was heel ergens anders. Op de een of andere manier had hij het gevoel dat Azula de vuurnatie als thuisbasis gebruikte, dat zou tenslotte ook helemaal niet zo gek zijn.

Oro kon het maar niet uit zijn hoofd krijgen, was hij slecht omdat hij de heel veel klein zoon van Azula was? Of was hij gewoon nog steeds dezelfde jongen. Hij was zo in gedachte verzonken dat hij bijna niet door had dat de andere al waren gestopt.

De zon kwam al tussen de bomen vandaan, hij brandde op de schouders van Oro en het beloofde een hete dag te worden. ‘’Alles goed’’ Vroeg Rona die in de gaten kreeg dat Oro te afwezig was. Oro knikte hij had geen zin in een lang gesprek.

Fiero greep zijn kans en begon een gesprek met Ia. Terwijl hij Yusi aan Rona gaf. De deuren van de huizen gingen langzaam op. Het viertal keek op en verstopte zich achter de bosjes. De mensen moesten grijze kleren dragen, met een rare rode mantel, die nergens opsloeg.

De mensen keken alle verdrietig en gingen vrijwel direct aan het werk, zonder eerst even met hun buren te praten over het weer of nou ja, zoals normale mensen praten over van alles en nog wat.

Ze verbouwde granen en groente Sommige hadden dieren en andere bakte brood, of sneeën grote lappen vlees. De straten waren somber en niemand had het recht ze te versieren.

Er patrouilleerde een bewaker in iedere straat die drie kwart van het eten dat de mensen maakte, ophaalde en in grote dozen stopte. Als de mensen niet genoeg konden geven werd er geschreeuwd en werden ze mee genomen.

Oro stond op en sloop naar de muur van een huis. Hij liet zich achterover in de grond vallen. In het huis kwam hij weer boven de vrouw die bezig was met het wassen van groente schok zich dood. Ze pakte het mesje die ze gebruikte om de groente mee te snijden stevig vast en keek angstig. ‘’Rustig maar ik kom in vrede’’ Besloot Oro dat de juiste woorden waren en hij hield zijn handen zichtbaar naast zijn schouders.

‘’Wat is hij toch aan het doen hij is al een tijdje weg?’’ Mompelde Rona een beetje bezorgt. ‘’Zal ik een kijkje gaan nemen.’’ Ging ze verder. Fiero en Ia keken elkaar aan en haalde hun schouders op. ‘’Laten we kijken of het huis een achterdeur heeft.’’ Stelde Fiero voor, Ia en Rona knikte.

Oro zat op de bank te praten met de vrouw, en die vertelde hem van alles: ‘’Een maand geleden leefde ik hier nog in alle vrijheid en hoefde ik me geen zorgen te maken om wat ik draag of hoe ik overkom tegenover niet bestaande ‘’vrede’’bewakers, maar nu is dat een heel ander verhaal. Een groot deel van mijn bevolking is mee genomen. Een vrouw maakte er bewakers van of ze ontnam hen hun energie. Niemand durft nog te sturen, want als je dat doet nemen ze je mee. Ze ontnemen je kracht of je word een of andere bewaker, die nooit tegenspreekt, geen eigen wil lijkt te hebben.’’

Oro knikte meelevend. Azula moest nu al zo veel kracht bezitten dat ze sommige mensen gewoon als onderdanen kon gebruiken. ‘’Je moet genoeg belasting betalen anders word je energie ook ontnomen en je moet deze kleding dragen.’’ Vertelde de vrouw verder en ze wees naar haar eigen kledij. De vrouw stond op en liep naar de kast waar ze een kledingstuk uithaalde. ‘’Trek aan! Dan ben je veiliger.’’ Verklaarde ze, op dat moment stormde Fiero, Rona en Ia, die Yusi vast had, naar binnen.

Oro sprong naar achter en toen hij door kreeg wie ze waren legde hij ze snel uit wat eraan de hand was. De vrouw bekomen van de schrik liep opnieuw naar de kast. Ze haalde er nog meer pakken uit. ‘’Jullie hebben mazzel, ik ben kleermaakster en heb dus pakken in alle maten.’’ Zei de vrouw en ze gaf iedereen een kledingstuk. Het vijftal kleden zich snel om. Behalve Yusi natuurlijk, die werd omgekleed door de aardige vrouw.

‘’Bedankt voor de informatie, wij moeten er weer van door. We zullen de dictator van uw land tegengehouden.’’ Beloofde Oro de vrouw. De vrouw knikte. ‘’Wees voorzichtig en veel geluk.’’ Het vijftal keerde terug naar Apo en stopte daar hun kleding weg in het zadel. ‘’We gaan weer’’ Zei Ia die al op Apo was gesprongen. Oro wilde net knikken maar hij zag iemand die hem van gedachte deed veranderen.  

Hoofdstuk 3

~ Oro ~

Het was niet de geloven ik zag hem gewoon staan. Ik sprong weer van Apo af, de andere keken me vreemd aan. ‘’Is er iets?’’ vroeg Rona aan me. Ik wees met mijn vinger in de richting waar ik hem had gezien, hij stond er nog. Ik voelde me schuldig tegen over hem, als ik in mijn dorp was gebleven had ik hem misschien kunnen redden.

Rona zag hem ook en vroeg vlug: ‘’Wat wil je doen?’’ Ik haalde mijn schouders op. Ik had niet echt een plan. Ik liep langzaam in de richting van Han. Hij had een bewakers outfit aan en een groot zwaard in zijn handen. Han draaide zich om, in zijn ogen stond een kille blik. Gelukkig had ik de goede outfit aan, anders had hij me meteen aangevallen zonder enige herkenning.

Han liep op me af, of voor zover het Han was. Van binnen voelde ik me raar Han was mijn beste vriend en ik had hem in de steek gelaten. Een van de dingen die ik eigenlijk nooit heb gevoeld is schuldgevoel, maar nu leek het alsof ik werd overspoeld met schuldgevoel. Alsof er een grote golven van schuldgevoel over me heen kwam en me langzaam opslokte.

Han was nu heel dichtbij  me en hij vroeg afstandelijk: ‘’Waarom ben je niet aan het werk? Wil je soms mee naar de koningin?’’ Han herkende me niet, dat was een tegenvaller al had ik het wel een beetje verwacht. Ik had iets bedacht en zei: ‘’Ik heb last van mijn arm. Moet je kijken.’’ Han wachtte verbaasd af en ik bracht mijn arm omhoog, maar ik gebruikte aardsturing waardoor Han’s voeten vast kwamen te zitten. Han wankelde en viel. Ik maakte ook zijn handen vast.

De anderen kwamen samen met Yusi die alweer aan het huilen was naar me toe rennen. Ik keek naar Han wat moest ik nu doen. Han schreeuwde en het zou niet lang meer duren voor er meer bewakers zouden komen kijken. ‘’We moeten gaan’’ Zei Ia die in de verte al ‘’vrede’’bewakers zag lopen.

Ik wist dat ze gelijk had, maar ik wilde Han niet weer in de steek laten. Yusi was ondertussen uit de armen van Fiero geklommen en zat nu bovenop Han. Ik wilde haar van Han af tillen, maar haar ogen begonnen te gloeien. Onwillekeurig zette ik een stap achteruit.

Yusi lichtte op een enorme windvlaag waaide om haar heen. Ik, Fiero, Rona en Ia werden achteruit geblazen. De wind vlaag vervaagde, maar in plaats van Yusi stond Zan daar nu. De avatar voor Yusi die Ia nog gekend had. Zan was een spirituele avatar die geestelijk erg sterk was. Daarom kon hij zo goed tegen de avatar ziekte. De ogen van Zan of eigenlijk Yusi begonnen te gloeien.

Ik had nog nooit een avatar zien veranderen in een andere avatar. Zan legde zijn hand op het hoofd van Han sloot zijn ogen en een enorm fel licht vulde de lucht. Ik deed mijn ogen dicht, rona schreeuwde het uit daarna was het stil. Langzaam opende ik mijn ogen, Yusi was weer te voorschijn gekomen en Zan was verdwenen.

Han kreunde en opende langzaam zijn ogen. Uit de ogen van Rona kwamen tranen ik rende naar haar toe en legde haar tegen me aan. Ze had haar ogen te laat gesloten. ‘’Ik zie nauwelijks iets.’’ Zei Rona snikkend van angst en frustratie. Ik troostte haar zoals ik altijd deed. Rustig en zelfverzekerd, ik liet niet merken dat ik bang was.

Dat zou Rona nog meer in de stres laten schieten. ‘’Daar komen de ‘’vrede’’bewakers schreeuwde Ia, die Han omhoog had geholpen en Yusi had gepakt. ‘’We moeten gaan’’ De rest knikte en we sprongen op Apo. Apo vloog net op tijd weg. De bewakers schreeuwde, ik wist meteen dat we ze nog niet kwijt waren en ik kreeg gelijk.

Enorme in de fik gestoken aardbrokken werden naar Apo geschoten. Ik ging achterop Apo staan en probeerde de aardbrokken weg te sturen. Maar dat was niet gemakkelijk. Het lukte heel goed, ik dacht dat we al bijna gewonnen hadden. Toen er opeens twee enorme brokken op me af geschoten werden. Ik had er maar een door, waardoor de ander me keihard raakte.

Ik had niet eens tijd om te schreeuwen. Mijn maag begaf het, ik sloot mijn ogen en voelde nog net hoe ik langzaam naar beneden viel in de handen van de vijand.

Hoofdstuk 4

~Rona~

Vanuit mijn oog hoeken zag ik iets vreselijks gebeuren. Mijn zicht werd beter doordat Fiero met helende krachten mijn ogen kalmeerde. Ik zag wazig maar goed genoeg om te zien dat er iets mis was. Ik zou moeten uitrusten en mijn ogen laten genezen. Maar ik draaide me met een ruk om. Achter me was nauwelijks iets te zien het vuren was opgehouden.

Ia riep naar mij ‘’Alles oké Rona.’’ En ze riep ‘’hoe gaat het met Yusi en hoe staat het ervoor met Han. Fiero met jou ook alles goed?’’ Iedereen knikte behalve ik er klopte iets niet, maar ik was te moe om na te denken. Ik wilde in slaap vallen in de armen van Oro en dromen over een tijd waarbij we gezellig in elkaars armen liggen en ons geen zorgen hoeven te maken over wat er met de wereld zou gebeuren.

‘’Oro’’ Riep ik, maar ik kreeg geen antwoord. Dat was apart, Oro antwoordde altijd wel. Ik riep nog een keer maar dit keer harder: ‘’Oro’’ weer niks. Bij de anderen ontstond nu ook verwarring. ‘’Oro is er niet.’’ Zei Fiero die ondertussen bezig was met Han. Han was inslaap gevallen. Te moe en verward om wakker te blijven.

‘’Waar is Oro?’’ Riep ik in paniek. ‘’Oro’’ schreeuwde ik op mijn hardst maar niemand antwoordde. Ik opende mijn ogen zover als het kon, het deed vreselijk pijn en die paar seconden dat ik over de rand van Apo keek. Wist ik zeker dat ik hem zag. Tussen alle mensen lag die daar op de grond. Ik kon de menigte niet onderscheiden ik kon de gezichten niet zien. Het leek wel alsof hij oplichtte dat alleen hij nog bestond.

Ik sloot mijn ogen ze deden vreselijk pijn. Ik probeerde te schreeuwen maar uit mijn mond kwam geen geluid. Wat zou er gebeuren als ik Oro nu in de steek liet. Daar wilde ik niet aandenken, het mocht gewoon niet. Ik kneep mijn ogen dicht verzamelde al mijn kracht en riep met dat beetje kracht: ‘’Oro is beneden.’’ Ik had de woorden zorgvuldig uitgekozen. Ik wilde meer zeggen maar het lukte gewoon niet. Dankzei het helen van Fiero zat al mijn kracht nu in het genezen van mijn ogen. Ik zakte ineen en mijn hoofd viel met een doffe bonk op het zadel. Mijn gedachte dwaalde af en al snel sliep ik.

Traag opende ik mijn ogen, hoe lang had ik geslapen? We stonden weer in het dorpje met de bewakers. Mijn zicht werkte weer goed en ik herinnerde me alles weer. ‘’Mooi ze komt bij.’’ Hoorde ik iemand zeggen, het was de stem van Ia. ‘’Waar zijn we?’’ vroeg ik langzaam terwijl ik overeind kwam. ‘’We zijn terug in het dorpje om Oro op te halen morgen ochtend om 7 uur word hij ontkracht.’’ Zei Ia en ze voegde eraan toe: ‘’Die Manuela was heel blij met Oro alsof hij haar nog meer kracht zou kunnen geven dan een ander persoon dat kon doen.’’

Ik liet de worden langzaam tot me door dringen en keek om me heen. Naast mij zat Han hij had uitleg gekregen maar was nog steeds een beetje in verwarring. Fiero was druk bezig met heling zodat hij zich misschien nog wat zou herinneren bij zijn tijd bij Manuela. Aan de andere kant hurkte Ia neer, ze begon weer te praten.

‘’Hij word vast gehouden in een kamer geheel van hout. Aan de buitenkant van de stad.’’ Zei ze. ‘’Waar wachtte we dan nog op?’’ Vroeg Ik en ik stond op maar had daar meteen spijt van, mijn hoofd duizelde ik greep me nog net op tijd vast aan een klein paaltje, maar ik wilde niet toe geven aan de pijn.

‘’We gaan ’s avonds als het donker is.’’ Zei Ia die de leiding had genomen nu Oro er niet was. ‘’Maar’’ bracht ik er tegenin, Ia luisterde niet en richtte zich tot Han. Ik ging langzaam weer zitten, de tranen stonden in mijn ogen niet omdat ik pijn had maar omdat ik Oro zo vreselijk erg miste.

~Oro~

Ik schudde aan de houten tralies maar ze zaten stevig vast. Ik werd vast gehouden in een kleine gevangenis, met voor zover ik wist drie kamers, een kamer met houten kooien, een kamer met metalen kooien en een met metalen kooien waar de tempratuur ver onder nul was.

De aardstuurders  werden in de houten kooien gestopt. De water en lucht stuurders in de metalen kooien en de vuurstuurders in de diepvries kooien. Een nadeel van vuursturen is namelijk dat het niet lukt als je het te koud hebt. Een nadeel van aardsturen is dat het niet kan als er geen aarde of metaal is een nadeel van watersturen is dat het niet kan als er geen water is. En luchtsturen kan metaal weinig tot geen schaden aanbrengen.

In elke kamer stond een bewaker die iedereen in de gaten hield. Alle waterstuurders hadden handboeien om die bloedsturen praktisch onmogelijk maakte. ik schudde uit alle macht aan de tralies maar ze zaten vast moervast. Na een tijdje gaf ik het op ik lied me in een hoek van de gevangenis vallen en wachtte.

‘’Psst’’ hoorde ik vanuit een kooi naast de mijne. Ik stond op en ging wat dichter tegen de andere kooi aanzitten. ‘’Ja’’ zei ik op fluistertoon maar wel hard genoeg. ‘’Ik ben borm een aardstuurder en jij?’’ Eigenlijk had ik geen zin in een gesprek maar misschien kon deze man me helpen te ontsnappen. Ik vertelde hoe ik heet en vroeg wat hij wist over de gevangenis.

‘’Dat het drie kamers heeft. De vloer hier is van hout daaronder zit metaal en daar weer onder zit aarde.’’ Zei de man. Dat was een probleem metaal is vrijwel alleen te sturen als je het aanraakt of als je heel goed bent hoef je het alleen maar te zien. Ik wreef over de houten vloer. Ik mocht mezelf nog geen aardmeester noemen want ik had mijn studie nog niet voltooid, maar ik kon toch al erg goed sturen.

Ik sloot mijn ogen en voelde de aarde diep onder mijn hand trillen. Ik bewoog mijn hand en voelde de aarde onder mij bewegen. Ik bewoog mijn hand weer terug en de aarde bewoog weer mee. Dat hield ik een tijdje vol. Maar ik stond niet echt bekend om mijn geduldigheid.

Ik had wel eens gehoord dat sommige vuurmeesters eerst maanden mediteerde voor ze ook maar begonnen met vuursturen, wat mij een verschrikking leek. Dus al snel liet ik mijn hand sneller heen en weer gaan. Je hoorde de grond schuiven. Ik deed mijn hand omhoog de aarde onder mij begon tegen het metaal aan te bonken het metaal deukte in en er ontstond een bobbel in het hout.

Ik trok nog harder aan de aarde die weer een flinke klap tegen het metaal gaf. Het hout onder mij scheurde en een stuk metaal werd zichtbaar. Ik wilde het metaal gaan sturen maar opdat moment werd ik van achter beet gepakt. Ik was zo druk bezig geweest met het sturen dat ik de bewaker was vergeten. De bewaker legde mijn hand op mijn rug en boeide hem vast aan een van de tralies het zelfde deed hij met de andere hand.

De bewaker sloot mijn kooi weer al was dat niet echt nodig. Ik hoorde hem lachen, hij gaf iedereen zijn pap en liep als laatst bij mijn kooi naar binnen. Ik had enorme honger en opende mijn mond en hij stopte wat pap in mijn mond en deed bij de laatste schep alsof hij uitschoot en smeerde het over mijn gezicht. De bewaker lachte harder. ‘’Hare Koninklijke hoogheid denkt dat jij haar sleutel bent tot totale overwinning, maar volgens mij ben jij gewoon een klein rot ventje.’’ Proestte hij.

Ik bestede er geen aandacht aan. De bewaker liep weer weg naar een andere kooi. Ik hoorde de man naast mij praten, hij zei met bewondering in zijn stem: ‘’Jij bent echt goed in aardsturen. Ik ben een volleert aardmeester maar ik krijg de aarde hier niet omhoog.’’ Oro gaf geen antwoord, hij keek nog een keer naar het stuk metaal dat uit de vloer stak en viel toen in slaap.

‘’Oro kom eens’’ hoorde ik, ik keek om me heen het was nat en vochtig. Ik stond met mijn voeten in de modder. Ik sprong van steen naar steen. Maar ik kon de stenen niet sturen. Zat ik nou alweer in de geestenwereld vroeg ik me af. Voor mij verscheen een oude geest. ‘’Hallo’’ zei de geest op een zweverige toon.

‘’Ik ben de aarde geest en ik moet je wat belangrijks vertellen.’’ Ging de geest verder. ‘’Oro jij bent nu al een groot meester, jij kunt dingen die niemand kan. In jou schuilt een goed iemand, iemand die wil dat deze oorlog stopt, maar Oro ook al wil je het niet je zult moeten accepteren dat er in jou bloed ook kwaad zit. Hierdoor ben je een doelwit van het slechtte, door jou woede en vastheid kun je ook de verkeerde kant opgestuurd worden.

Azula heeft een beetje slechtheid in jou achtergelaten. Jij bent immers haar verre achterkleinzoon. Je mag haar het kwaad dat jij bezit niet laten oproepen. In jou bloed zit de kracht om door te zetten en mensen snel te begrijpen net zoals Azula die kracht bezat. Gebruik die kracht goed!’’ Ik luisterde aandachtig naar de woorden. Ik begreep alles wat de geest zei, maar werd er ook door verward, ergens in mijn borrelde frustratie op. ‘’Je kan dan wel niet vuursturen, maar je hebt wel de creativiteit die een vuurstuurder bezit.’’ Zei de geest.

‘’Onthoud dat je niet onverslaanbaar bent, Azula is instaat het slechte in je op te roepen.’’ Ik stapte naar voren. ‘’Ik ben niet slecht, ik zal haar verslaan en als me dat niet lukt dan heb ik gefaald, maar ik zal nooit haar kant kiezen.’’ Ik moest die woorden kwijt. De geest keek me even belerend aan en gebaarde toen dat ik op de molrat moest gaan zitten. Ik sprong erop, maar verloor de geest geen moment uit het oog.

De molrat maakt een tunnel waar ik en de geest in verdwenen. ‘’Waar gaan we heen?’’ Vroeg ik na een tijdje. De geest gaf geen antwoord. Ik keek hem aan en vroeg het opnieuw. De geest staarde terug en zei enkel: ‘’Geduld is niet jou sterkste kant.’’

Ik besloot mijn mond te houden en keek weer vooruit. Opeens zag ik een zee van licht. Het was een raar soort blauw licht, duidelijk geen zonlicht. De molrat stopte en de geest stapte af. Ik volgde zijn voorbeeld en liep achter hem aan toen ik de kamer binnen stapte werd mijn lijf overspoeld met energie.

Ik was mezelf niet meer, ik voelde elke bloeddruppel door mijn lijf stromen alle tintelingen om me heen maar ik werkte niet als een geheel. Een stuk van mij dacht met deze kracht ben ik machtiger dan ooit terwijl een ander stuk dacht hiermee zou ik Azula kunnen stoppen.

Mijn hersenen werden overladen met gedachtes ik kon mezelf niet beheersen. Ik wilde alles tegelijkertijd. Ik viel op mijn knieën sloeg mijn handen tegen mijn hoofd sloot mijn ogen en opende ze even later weer. Alles was in dat ene moment weer helder geworden. Ik hield me vast aan mijn liefde voor Rona, aan mijn vriendschappen en aan mijn gevoel voor rechtvaardigheid.

Ik weet wie ik ben, ik ben Oro. Ik vecht tegen Azula, niet met haar. Ik zei het een keer hardop. Ik voelde me krachtiger dan ooit tevoren. De aarde geest knikte een keer goed keurend en liep op me af. ‘’Nu je weet wie je bent zal ik je meer vertellen over het aardsturen.’’ Zei de geest en hij begon te vertellen:

‘’Aardsturen werd als eerst gedaan door de molratten, een goede aardstuurder beheerst de aarde. Aardsturen gaat niet alleen om de aarde maar ook om techniek en bewegingen. Aarde heeft een makkelijke basis en is niet erg moeilijk te beheersen. Maar de uitbreiding en het goed kunnen is enorm lastig. Je moet stevig kunnen staan en denken als een rots. En aarde bestaat uit veel verschillende vormen, Je hebt zand, steen, losse aarde, modder, metaal en zelfs glas.’’

Ik haalde mijn wenkbrauwen op. Glassturen daar had ik nog nooit van gehoord. ‘’Glas word gemaakt van zand en met de goede techniek kun je dus glas sturen.’’ De geest vertelde nog veel meer. Ik werd best enthousiast er bleek zoveel te kunnen dingen waar hij nog nooit over na had gedacht. De geest sloot zijn verhaal af met: ‘’Aarde is dus anders dan de andere elementen. Aarde is een mooi element waar je enorm veel mee kan bereiken. Mits je het goed gebruikt.’’ Ik sprong op en had zoveel vragen. Ik wilde vragen of er al glasstuurders waren, waar ik al deze technieken kon leren en voor kon gebruiken, ik wilde vragen hoe dit me ging helpen om Azula te verslaan, maar ik kreeg de kans niet; de geest verdween en de wereld om me heen vervaagde.

‘’Au’’ Ik schrok wakker. Ik lag in een ongemakkelijk houding. Ik herinnerde me nog wat de aardegeest tegen me gezegd had. Ik keek om me heen, de andere gevangenen sliepen en zelfs de bewaker was een beetje in gedut. Het was waarschijnlijk midden in de nacht. Ik voelde de handboeien mijn bloedvaten afknellen.

Ze zijn van ijzer dacht ik ineens verheugd. Ik probeerde mijn hand om het ijzer te leggen maar het was onmogelijk. Na lange tijd proberen was ik nog niks opgeschoten. Ik schoof mijn armen omhoog zette mijn voeten plat op de grond en hurkte. De bewakers hadden mijn schoenen uit getrokken en daar was ik nu wel blij om.

Ik boog mijn knieën zwaaide mijn benen naar achter en zette ze op de tralies. Meestal zijn aardstuurders sterk gebouwd en niet zo lenig, maar bij Oro was dat niet zo. Ik hing op de kop zakte langzaam naar beneden tot ik met mijn hoofd tegen de houtenvloer botste. Ik schoof mijn voeten iets naar buiten, tot ik met mijn voeten de koude metalen handboeien raakte.

Ik sloot mijn ogen, raakte met mijn voeten het metaal kromde mijn tenen er om heen en trok de handboeien uit elkaar. Mijn handen vielen uit de handboeien en ik lande met een doffe dreun op de grond. De bewaker en een paar gevangen werden wakker. Snel rolde ik weer terug op mijn hurken en pakte de handboeien beet. Door middel met metaal sturing maakt ik ze los van de tralies.

De bewaker was nu erg dicht bij, hij schoot vuur in mijn richting. Ik draaide de handboeien snel rond waardoor het vuur aan beide kanten langs mij ging. Door het vuur was een stuk van de tralies verbrand. Ik sprong door het gat dat was ontstaan maar ik kon nog niet weg.

De bewaker stond voor de deur en van achter hem verschenen nog 5 bewakers. Ik vervormde een van mijn handboeien tot een dolk en stak hem in de muur. Een stuk hout viel op de grond en het metaal werd zichtbaar. Weer een vuurschot werd op mij afgevuurd en dit keer ging hij rakelings langs me heen.

Ik zag dat ze zich allemaal klaarmaakte om te vuren. Zes vuurmeesters die allemaal op mij richtte. Ik had geen kans dit te winnen, In de seconden die ik nog had keek omhoog. Ik zag een houten buis over het plafond lopen. Dit zou weleens mijn redding kunnen zijn dacht ik bij me zelf en ik zakte door mijn knieën. Klikte de handboei open en sprong. De handboei raakte de buis ik metaal stuurde ze er omheen. Onder mij was een vlammen zee te voorschijn gekomen het hout brandde goed. Binnen de kortste keren stond de hele vloer in brand, maar de bewakers leken daar niet op te letten en stonden klaar om weer op mij te vuren.

Ik zag het vuur al op me af komen ik liet de handboei los en kwam met een enorme dreun op de grond terecht. Mijn voeten verbrande een beetje, maar wat vooral opvallend was, was dat de hele vloer begon te trillen. Ik tilde mijn handen op en zes enorme bulten die uit de grond waren gekomen duwde de zes bewakers tegen de muur. Ik dacht nog even bij mezelf: er is geen mooier element dan aarde en bedankte snel de aardegeest voor de extra kracht, die hij me had gegeven. Vervolgens rende ik de deur door.

Ik bedacht me echter dat er nog gevangen waren in de in brand staande kamer. Ze schreeuwde, sommige huilden zelfs, het vuur stond tot aan hun knieën. Ik rende terug probeerde uit alle macht het vuur te doven maar het was niet mogelijk. Ik hoorde voetstappen, niet dat ook nog dacht ik bij mezelf. Ik maakte de handboei los en pakte die stevig beet.

In de deuropening verschenen drie mensen, ik sprong omhoog en landen op de grond net zoals de vorige keer begon de grond onder mij te trillen. Ik deed mijn armen omhoog maar zag toen pas dat het Fiero, Rona en Han waren. Net op tijd liet ik het ijzer weer zakken. De drie staarde me ongelovig aan. ‘’Heb jij dit gedaan?’’ vroeg Ia trillend, ze wees op de bulten van metaal en aarde. Ik knikte trots, maar er was geen tijd om op te scheppen.

Fiero brak een grote ton en stuurde het water uit die ton over de vlammen heen. Daarna rende ik en mijn vrienden naar buiten de gevangen volgde aarzelend. ‘’Hoe kon je dat?’’ vroeg Rona hijgend toen ze op een veilige afstand stonden. ‘’Ik kan het alleen als ik eerst door middel van een dreun de grond aan het trillen maak.’’ Zei ik alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, maar ik vervolgde eerlijk ‘’en ik denk dat de aardegeest me een handje geholpen heeft.’’ Rona staarde me niet begrijpend aan, maar ik had de woorden niet om het uit te leggen.  

Hoofdstuk 5

~Han~

Alles was nog vaag in mijn hoofd, we waren weer bij Apo en we waren weer compleet. Oro is een hele sterke aardstuurder geworden en een nieuwe jongen Fiero heeft zich blijkbaar ook bij de groep gesloten. Het is allemaal te verwarend. Twee dagen geleden was ik nog onder beïnvloeding van een of andere vrouw en nu zit ik hier.

Ik sloeg tegen mijn hoofd hopend dat, dat zou helpen, maar het werkte natuurlijk niet en alles bleef net zo vaag als het was. Oro kwam naast me op Apo zitten. Fiero zat daar weer naast de verbrande voeten van Oro te kalmeren. Ia sprong op Apo en Rona volgde haar voorbeeld. ‘’We hebben wel weer genoeg gezien van deze stad’’ Zei Ia en ze beval Apo om weg te vliegen.

‘’Waar gaan we heen?’’ vroeg Rona, niemand kon die vraag beantwoorden. Eigenlijk waren ze allemaal blij dat ze nog leefde. Oro keek vragend naar mij en vroeg: ‘’Weet jij misschien nog iets.’’ Ik pijnigde mijn hersens en zei uiteindelijk: ‘’Ik kan me nog wel wat herinneren over een of ander lichaam waar ze naar opzoek was.’’ Oro veerde op. ‘’Ik weet wat Han bedoeld en ik denk dat ik ook weet welk lichaam ze zoekt.’’

Ik en de andere keken Oro vragend aan. Had hij wat gehoord in de gevangenis. ‘’Ze zoekt het lichaam van Azula.’’ Zei Oro die nu wel een beetje enthousiast werd. ‘’Waarom zou ze dat lichaam zoeken’’ vroeg Ia aan Oro. ‘’Omdat in Manuela de geest van Azula zit.’’ ging Oro op iets zachtere toon verder.

‘’Wat?’’ Riep Fiero uit die het niet helemaal geloofde en zelfs Rona leek het niet met Oro eens te zijn. ‘’Toen we in Ba Sing Se waren riep avatar Aang mij op. Hij vertelde mij wie Manuela werkelijk is en dat Azula met geestenkrachten mensen hun kracht kan ontnemen en mensen kan hypnotiseren.’’ Vertelde Oro opgewonden.

‘’Ik wil je best geloven.’’ zei Ia, maar ze voegde eraan toe ‘’Alleen kan ik dat niet, waarom zei hij dat dan precies tegen jou?’’ Er viel een korte stilte. Van Oro’s gezicht kon je aflezen dat hij het antwoord op die vraag wist. Ik had de hele tijd al niks gezegd, maar moedigde Oro nu aan om het antwoord te zeggen.

Hij dacht even na en zei uiteindelijk: ‘’Omdat’’ hij liet een pauze vallen maar vervolgde zijn verhaal snel weer. ‘’Omdat ik de heel veel achter…’’ weer een pauze, Ik werd met de minuut nieuwsgieriger. Oro was nooit bang om iets te vertellen wat was zijn grote geheim? ‘’Omdat ik de heel veel achter kleinzoon van Azula ben.’’ Oro legde de nadruk op het woord Azula, waardoor iedereen begreep wat er aan de hand was.

Daarna ging alles allemaal heel snel. Ia, die nogal onstuimig kon zin, kon zich niet meer beheersen en sprong bovenop Oro. Rona die partij koos voor Oro duwde Ia van Oro af. Fiero koos Ia’s kant en pakte Oro stevig beet. Yusi huilde van al het geweld en de boosheid die ze voelde en ik wist niet wat ik moest doen. Ik wist alles over de geschiedenis en wist dus maar al te goed wat Azula en haar vader de wereld allemaal hadden aan gedaan, maar Oro hoefde nog niet perse slecht te zijn.

Hij was niet slecht, maar wat als hij dat wel was. Fiero pakte Oro bij de keel en kneep hard. ‘’Zeg op, je werkt met haar samen hè.’’ Riep hij zienend. Oro’s gezicht werd rood. Hij pakte de arm van Fiero stevig beet en draaide die één keer met enorm veel kracht om. Fiero vloog over de kop en landde weer terug op het zadel.

Oro keek zijn vrienden of eigenlijk voormalig vrienden aan. Ik wachtte in stilte af maar er gebeurde niets. Oro was zeker weten de sterkste van ons, maar hij had hier geen aarde om te sturen.

Fiero pakte in een fractie van een seconde zijn water fles en vroor de handen en voeten van Oro aan mekaar. Oro viel naar achter bijna viel hij weer van Apo af maar Rona wist Oro vast te pakken en trok hem weer omhoog. ‘’Het was een val hè, jij liet je expres vangen.’’ Schreeuwde Ia.

Dankzij deze ruzie dacht ik weer terug aan de dag dat mijn dorp werd belegerd. Mensen schreeuwde naar elkaar, families werden uit elkaar gerukt. Ik had niet geweten wat ik moest doen en me verstopt achter een boom. Ik kon niet vechten en zou anders gepakt zijn. Helaas vonden ze me nog op het laatste moment. Ik schreeuwde werd vast gepakt en mee genomen. Ik was te laf op te zeggen ik kies voor mijn volk, ik zal u nooit dienen. In plaats daarvan riep ik angstig; doe me geen pijn alstublieft.

Mijn vader die op de stapel lag om ontkracht te worden keek me treurig aan. Ik voelde een steek en ineens was ik mezelf niet meer. Dit was verleden tijd, ik was nu weer gewoon de baas over mijzelf, maar dat had ik wel aan Oro te danken. Ik stond op, de andere keken mij verbaasd aan en stopte met vechten.

Ik was altijd al een verlegen jongen geweest die nooit echt veel zei. In tegenstelling tot mijn vader die juist vaak mensen toesprak en belangrijke maatregelen nam. ‘’Ik ken twee van jullie nog niet echt goed. Maar ik weet dat jullie net zoals mij willen dat we Manuela of Azula of wie het dan ook is stoppen. Oro was vroeger mijn beste vriend we deden veel samen en samen met Rona vormden wij een hecht groepje. Hij heeft me nooit verraden of me ook maar een keer laten vallen. Hij heeft een goed hart dat weet ik zeker. Denk aan prins Zuko die is toch ook familie van Ozai en die heeft ook een goed hart. Laten we het verleden laten voor wat het is en ons richten op de toekomst.’’ Ik stopte met praten en keek de andere aan.

Het was even stil, maar daarna begon Ia zich te verontschuldigen en liet Fiero het ijs smelten. Na een kwartiertje had iedereen het goed gemaakt en vlogen we verder in de richting van het vuurnatie paleis waar ze misschien meer informatie konden vinden waar het lichaam van Azula dan was, maar de spanning bleef. 

~Ia~

We waren bijna bij het vuurnatie paleis ik zag de vulkaan al liggen. Mijn afschuw voor de vuurnatie groeide naarmate we dichter bij kwamen. Als je goed keek, zag je dat ook het dorpje rond om de vulkaan onder leiding van Azula stond. Iedereen keek somber en had de verplichte kledij aan.

Azula liet nu steeds meer merken dat zij Azula was en hing vlaggen op waar dat ook op stond. ‘’Lang leven Azula’’ De mensen begrepen nu nog niet waar die vlaggen op sloegen, maar dat zou niet lang meer duren. We landde in een dicht bos waar we Apo verstopte in een schuurtje van stenen, die Rona en Oro hadden gemaakt.

Ik vertrouwde Oro nog steeds niet helemaal en diep van binnen haatte ik hem zelfs hij stamde af van de vuurnatie het volk dat er bijna voor had gezorgd dat de mijne niet meer bestond. Ik was dan wel straatarm geweest bij de luchtnomade, het bleef toch mijn volk en stiekem verlangde ik er ook een beetje naar.

We liepen met stevige passen door het dichte oerwoud maar er leek geen einde aan te komen. Oro had zoals altijd weer de leiding genomen. Normaal gesproken had ik dat niet erg gevonden maar nu haatte ik het. Fiero die Yusi vast had stopte en zei: ‘’We moeten zo ook nieuwe melk voor Yusi kopen.’’ Ik en de andere knikte en we liepen weer door.

Het was een zware tocht en er leek geen einde aan te komen. Op een gegeven moment stopte ik: ‘’We zijn verdwaald.’’ Zei ik en ik gaf Oro meteen de schuld. ‘’Het spijt maar ik denk dat Ia gelijk heeft.’’ Gaf Oro eerlijk toe. ‘’Gebruik dan aardsturing.’’ Stelde Han voor, maar Oro schudde zijn hoofd.

Tot hoe ver ik kan voelen is er alleen maar bos. Rona knikte. ‘’Dat is bij mij ook zo maar ik hoopte dat het jij verder kon kijken.’’ Ik keek Oro boos aan, Oro was toch zo goed in aardsturen, hij had zes mannen verslagen in zijn eentje in een ruimte waar nauwelijks aarde was.

Ik klom in een boom pakte mijn vlieger en vloog over het bos, het strekte zich meters ver uit. Ik vloog weer terug naar de anderen en zei spijtig: ‘’Het bos gaat nog kilometers door.’’ ‘’Dan moeten we hier ons kamp opslaan.’’ Concludeerde Oro hard op en hij zocht een geschikte plek. Toen hij die had gevonden plofte ik meteen neer op de grond.

Ik was doodmoe maar de grond was hard en het was vreselijk om op te liggen. Oro stuurde zes grote platte brokken steen naast elkaar en verkorrelde de blokken tot er een laagje bruin zand te voorschijn kwam. Hij hief zijn handen op en stuurde gewoon zand daar maakte hij een boven laagje van, vervolgens gooide Rona er nog was verdorde bladeren over heen. Ik ging voorzichtig liggen en moest toe geven dat het best redelijk lag.

~Oro~

Ik schrok wakker en keek opzei. De andere lagen nog heerlijk te slapen het zand zag er niet echt hard uit maar bij mij voelde het alsof ik op een plank lag. Ik veerde op om te kijken wat het probleem was, maar toen ik me omdraaide geloofde ik mijn ogen niet. Ik sliep dus al de hele tijd op glas. Ik probeerde het glas op te tillen.

Maar het wilde gewoon niet. Had de geest niet iets gezegd over glas sturen. Vloekend trapte ik tegen het glas aan. Het brak in twee grote stukken en een kleintje viel verder op tegen een boom aan. Ik tilde het kleine stukje op en probeerde het boven mijn hand te laten zweven, maar hoe ik ook probeerde het bleef gewoon liggen.

Hoe kan het nou zo moeilijk zijn dacht ik bij mezelf, zo ongeduldig als ik was.  Glas was toch eigenlijk gewoon zand en zand kon ik ook makkelijk sturen. Volgens de geest zou glas sturen moeten kunnen, maar werd het sturen van glas nog amper gebruikt. Sommige goede aardmeesters hadden het af en toe weleens gedaan, maar het was niet zoals bij metaalsturen echt bekend.

Volgens de aardgeest zouden sommige vuurmeesters het ook kunnen door zand heel heet te maken. Ik had nog nooit moeite gehad met iets sturen nog nooit geduld moeten hebben, maar dat was nu wel anders. De zon kwam al op en ik was nog niks op geschoten. Toch had ik op de een of andere manier een enorme glasplaat kunnen maken.

‘’Wat ben je aan het doen?’’ Hoorde ik Ia achter mij zeggen. Ik schrok een klein beetje, alleen liet ik dat niet merken. Ik liet haar het stukje glas zien en vertelde haar dat ik bezig was het te sturen. Ze lachte me midden in het gezicht uit, maar bestede er verder geen aandacht aan.

Ik pakte een hoopje aarde en vormde daar een bandje van, die ik om mijn bovenarm deed. Ik maakte hem iets strakker waardoor hij niet los zou gaan. Ik zocht naar een stukje ijzer en vond dat na lang zoeken tussen mijn bagage. Het was een stuk van een schip en ik had geen flauw idee wat het daar deed.

Ik vormde er ook een armband van en deed die ook om mijn bovenarm op dezelfde manier. Zo had ik altijd een beetje aarde bij me en een beetje ijzer voor als ik iets moest doen of zou moeten vechten. De anderen waren ondertussen ook wakker geworden.

Rona vond mijn verhaal over glas erg indrukwekend, Han ook wel en Fiero interesseerde het niet veel. Ik ging nog even verder, maar liet het stukje glas daarna in mijn zak glijden. We liepen verder door het bos heen en ik begon zelfs al een stukje van een dorp te voelen. Even later zagen we het dorpje ook liggen. Maar het was niet het goede dorpje het dorpje dat aan de vulkaan lag. Het was een klein dorpje met aarde en vuurstuurders.

Ik stapte zelf verzekerd het dorpje in. Er stonden kleine huisje en de mensen waren een beetje afstandelijk. Het dorpje lag midden in het bos en was dus nog niet overgenomen door Azula. Ik liep naar de dichtstbijzijnde winkel en kocht daar wat melk voor Yusi. Voor de rest sloegen we een voedsel voorraad in.

De zon begon al langzaam onder te gaan en we hadden nog steeds nergens een slaapplek kunnen vinden. We waren niet welkom in de huizen van de arme mensen. De rode zonstralen gaven het dorpje een mysterieuze gloed. Ik leunde tegen een boom aan. De zon straalde zijn laatste warmte uit en het begon al redelijk af te koelen.

Uit de huisjes kringelde rook. Ik zuchtte, het zou zo fijn zijn om gewoon weer een keer thuis te zijn dicht bij de kachel en de warmte die in het huis hing. Fiero trok zijn shirt uit en sloeg het om Yusi die in haar slaap zat te rillen van de kou. Hij ging naast me zitten maar we zeiden niks tegen elkaar.

Rona plofte ook naast ons neer en Ia keek nog even rond. ‘’Psst’’ Hoorde ik vanuit de bosjes, ik draaide me om en zag een wat jongere jongen van een jaar of tien gehurkt achter een struik zitten. ‘’Het is gevaarlijk om buiten te zijn om dit tijdstip.’’ Zei de jongen. Ik draaide me nog iets beter naar de jongen toe en antwoordde op fluistertoon. ‘’Het kan niet anders we hebben geen onderdak en wat doe jij buiten?’’ De jongen knikte de vraag negerend en gebaarde dat ze met hem mee moesten komen.

De anderen zagen het ook en liepen achter Oro aan. Ze kwamen bij een grote steen. Naast de steen liep een dunne buis. De jongen zette zijn mond erop en riep: ‘’Waar macht is, is liefde. waar vuur is, is aarde. Waar aarde is, is kracht.’’ De steen kwam omhoog en een tunnel werd zichtbaar. De jongen liep naar binnen en de andere volgde: ‘’We hebben een speciaal onderkomen gebouwd, de vuurmeesters houden het warm en de aardmeesters zorgen ervoor dat je binnen kan komen.’’ Vertelde de jongen.

Hij liep naar het einde van de gang en deed een zware ijzeren duur open. Binnen zaten zeven kinderen om het vuurtje heen dicht tegen elkaar. Het waren drie meisjes en vier jongens. De jongen liep op het vuurtje af en ging erbij zitten, hij wenkte mij en mijn vrienden dat ze ook moesten komen. ‘’We hebben een groepje met negen mensen. Vier meisjes en vijf jongens, vier van ons zijn vuurstuurders vier aardstuurders en eentje kan niet sturen. Maar zeg nooit dat ze minder waard is dan de rest.’’ Waarschuwde de jongen dringend, verder hield hij zijn mond.

Het vuur maakte enge schaduwen op de gezichten van de kinderen, op het vuur na was er geen licht in de kamer. Het vuur verwarmde me van binnen. De deur ging krakend open en een prachtig meisje met oog verblindend blauwe ogen en donker zwart sluik haar stapte naar binnen. Ze leek een jaar of zestien, In haar blauwe ogen brandde vuur ze leken op zichzelf te stralen. Iedereen stond op en boog.

Het meisje deed de deur achter haar dicht en haalde een grote tas te voorschijn. Ze had zwarte strakke kleding aan met een zwarte band om haar, haar heen geknoopt die haar, haar in een staart hield. Ze had een riem om haar middel waar twee stokken aan hingen en een zwaard.

Uit de tas haalde ze zes kommetjes Iedereen ging in tweetallen zitten. Ik en de andere gingen twijfelachtig bij elkaar zitten. Elk groepje kreeg een kommetje, ze had nog twee kommetjes over en stopte bij ons. ‘’aha we hebben gasten’’ Zei ze, haar stem klonk een beetje angstaanjagend maar als je goed luisterde hoorde je de stem van een lieve jongedame, die ze ooit was geweest.

Ze gaf ons een kommetje en pakte het laatste kommetje zelf. Daarna liep ze naar haar tas en haalde daar een grote pot uit. Ze hield hem boven het vuur, op Haar handen ontstonden een paar brandwonden maar ze leek het niet eens te merken. Ze zette de pot neer en iedereen schepte wat soep op die ze met zijn tweeën deelde. Of in het geval van mij en mijn vrienden met zijn vijven deelden (Yusi mee geteld.)

Het meisje ging zitten en begon te spreken: ‘’Een maand geleden zat ik nu heerlijk bij mijn ouders op de bank te luisteren naar de radio geniet van de fluwelen stof die mijn huid raakte. Totdat ik werd overvallen een vrouw trapte de deur in de kamer vulde zich met vlammen. Mijn moeder schreeuwde. Ik als rijk meisje dat niet kon sturen was machteloos en zag hoe de vrouw mijn ouder van me afpakte.

Ik rende naar boven sprong van boom naar boom en lande op de grond. Voor mij stond een man met wat wapens in zijn handen, ik trapte hem in zijn buik en blokkeerde zijn Chi. Ik pakte zijn wapens af en vluchtte. Wekenlang dwaalde ik door het woud opzoek naar een slaap plek en eindelijk vond ik dit dorpje het was nog niet gevonden door de vrouw. Ik vond jullie en bouwde met jullie deze bunker. En ooit zullen wij de vrouw verslaan.’’ Ze hief haar hand en iedereen deed mee. De vuurstuurders gaven het vuur nog wat extra warmte en na lange tijd praten en eten. Kregen ik, Fiero, Ia, Rona en Yusi een matrasje toe gewezen en konden we gaan slapen.  

‘’Ah’’ Ik rekte me uit en stond op het was donker en best wel koud maar het was beter dan buiten. Langzaam stond ik op, ik voelde het ijzeren en aarde bandje in mijn armen knijpen. Het voelde wel fijn alsof iemand zachtjes op je arm tikte. Ik haalde het stukje glas uit mijn zak. Ik wou net weer beginnen maar zag toen ineens iemand in de hoek van de kamer zitten. Ze bekeek me en ik liep op haar af.

‘’Wat is er?’’ vroeg ik, nog nooit had ik een probleem gehad met het inschatte van mensen. Maar bij haar was het anders. Ze leek onvoorspelbaar, al het plezier was uit haar leven weg gedreven, of leek dat maar zo. Ze keek me aan, ik ging naast haar zitten. Een lange tijd waren we stil ik zei niks en zei ook niet. Maar opeens begon ze te praten: ‘’Wat brengt jullie naar deze stad’’ vroeg ze. Ik dacht even na en besloot de waarheid te zeggen. ‘’We vluchten voor de vrouw die jacht maakt op Yusi omdat zij de avatar is.’’ Zei ik, ze knikte en stond op. Ze had zwarte laarzen aan met zolen die aan de achterkant iets verhoogt waren.

Ze pakte haar zwaard van haar riem en sloeg er een keer mee tegen de deur. Het kabaal was oor verdovend en er vormde zich een kras in de deur. De anderen werden wakker, waarschijnlijk was het, het gebruikelijke ritueel want de anderen leken het niet erg te vinden.

De jongen van gisteren stak het vuur aan en liep weer naar mij toe. Het meisje stopte haar zwaard terug en haalde er twee ronde metalen stokken uit. Ze zette ze tegen de deur die meteen begon te vonken. ‘’Is dat het zelfde wapen dat gelijkwaardige vele jaren geleden gebruikte.’’ Vroeg ik verbaasd aan de jongen.

De jongen knikte, het meisje deed de deur open en liep de donkere gang in. Er was niks te zien en het leek strikt verboden een vuurtje te maken. Toch struikelde het meisje nergens over ze leek te weten waar alles lag. We kwamen bij de grote steen ze zette haar hand erop vouwde haar vingers om een stukje rots en schoof de steen weg. Mijn mond viel open, hoe kon iemand zo veel kracht in haar armen hebben en dan toch zo slank en lenig zijn.

Het meisje sprong uit de tunnel en de andere volgden. Toen iedereen de tunnel uit was schoof het meisje de steen weer boven de opening en rende het bos in. De andere leken haar niet te mogen volgen. Iedereen liep terug naar het dorp, ik leunde tegen de rots aan Han kwam naast me staan. Fiero had een arm om Ia geslagen en een arm om Yusi en zei dat hij even met Yusi en Ia het dorp in ging. Dus bleven ik Han en Rona achter.

‘’Is het je al gelukt om glas te sturen’’ vroeg Rona nieuwsgierig. ‘’Nee’’ Antwoordde ik bedroefd. Ik heb nog nooit ergens zoveel moeite mee gehad als het sturen van glas. Ik haalde het stukje glas uit mijn zak en begon ermee te friemelen maar na een tijdje hield ik ermee op. Ik liet het stukje weer in mijn zak glijden en keek naar het donkere bos dat zich kilometers ver uitstrekte.

‘’Ik ga haar volgen.’’ Zei ik en ik sprong op. ‘’Waarom?’’ vroeg Rona verbaasd. ‘’Volgens mij kan ze ons nog wel wat leren.’’ Zie ik en ik sprong. Rona bood om mee te gaan en ik accepteerde dat aanbod. Han wilde echter niet mee en bleef op de steen zitten.

Na uren lang ronddwalen in het bos hadden we nog geen spoor van het mysterieuze meisje kunnen vinden. ‘’Ik denk dat we het op moeten geven’’ Zei ik, Rona knikte, dit was gekke werk. Net toen we ons omdraaide stond ze ineens voor ons. ‘’Volgens mij zochten jullie mij. klopt dat?’’ Ik deinsde van schrik achteruit en viel over een boomstronk. Met Rona gebeurde bijna het zelfde alleen viel ze niet.

Dit was ik niet gewend nooit was ik de onhandige en verlegene geweest. Het meisje lachte eventjes heel kort een fractie van een seconden maar ik wist zeker dat ze het deed. Daarna trok haar gezicht weer bij en kreeg ze weer een serieuze uitdrukking op haar gezicht. ‘’Waarom zochten jullie me?’’ vroeg ze. Ik stond op en zei: ‘’Je bent erg goed en sterk je zou onze vriend Han misschien wat kunnen leren over vechten’’

Ze keek me doordringend aan en antwoordde: ‘’Ik geef geen les. Zeker niet aan vreemde.’’ Ze rende tegen de boom naast ons, hing met haar benen aan een tak boven ons en vervolgde: ‘’Hoe weet ik dat jullie te vertrouwen zijn?’’ Ze strekte haar benen weer, maakte een salto en landen met beide benen weer op de grond.

Hoofdstuk 6

~Rona~

We waren weer terug in de donkere kamer. Het was laat, het meisje had na lang nadenken besloten Han toch een paar lessen te geven om de basis onder de knie te krijgen. Wat precies de oorzaken waren voor de gedachteverandering van het meisje wist ik niet. Het meisje kon erg goed vechten en was vast zeer aardig, maar ergens vormde ze ook een bedreiging.

Hoe Oro gisteren tegen haar sprak en naar haar keek was ongelooflijk. Hij zou toch niet verliefd op haar worden. Voorzichtig keek ik om me heen, iedereen was druk aan het praten. Ik opende voorzichtig de deur, die de kamer afsloot en rende door de gang, die iets omhoog liep, naar boven. Met aardsturing tilde ik de rots op. Ik kroop vervolgens de gang uit, liet ik de rots weer zakken en knipperde een paar keer met mijn ogen, om beter in het donker te kunnen kijken.

In de verte hoorde ik het geluid van tikkende zwaarden en het gekreun van hoogst waarschijnlijk Han. Ik sloop tussen de bomen door en verborg me ten slotte achter een grote om te kijken hoe het meisje Han dik inmaakte. ‘’Gebruik je zwaard als het verlengde van je arm.’’ Schreeuwde het meisje kalm en ze deed een simpele beweging voor waar bij je het zwaard bij het handvat vast pakte en een snelle steek beweging maakte.

Han probeerde van alles, maar hij bakte er helemaal niks van. Het meisje begon ongeduldig te worden. Ze pakte de stok, die Han had gekregen in plaats van een zwaard, en duwde hem in zijn handen. Ze legde haar hand op de hand van Han bracht zijn stok achteruit en met een ongekende kracht stak ze de stok naar voren.

Han voelde de beweging met door zijn lichaam trillen. Hij probeerde het zelf ook een keertje te doen, alleen. Het ging al een stuk beter. Ik keek aandachtig naar de training, die Han kreeg, misschien zou ik er zelf ook nog wat van opsteken. Ongeveer een uurtje later was de training klaar. Han rende direct naar de herkenbare steen en hij fluisterde zachtjes het wachtwoord.

Ik draaide me om en wilde ook weglopen, maar daar stond het meisje. ‘’Waarom begluurde je ons?’’ Vroeg ze op een kille manier, terwijl ze met haar rechterhand de haren uit haar gezicht streek. Ik wilde niks zeggen over Oro en het feit dat ik eigenlijk gewoon jaloers op haar was, dus zei ik daarom maar: ‘’Ik zocht je, want ik wilde eens een potje vechten. Mijn krachten meten.’’ Het meisje schoot in de lach, het was geen lieve lach. Ik kromp in een bij het horen van haar nep lach.

Het meisje trok haar gezicht meteen weer in een plooi. ‘’Waarom? Waarom met mij?’’ Vroeg ze en ze keek me doordringend aan. ‘’Nou kijk, ik, weet je, nou.’’ Begon ik steeds opnieuw met verschillende woorden. Gelukkig had ik van huis uit mee gekregen dat je met stotteren niet ver kwam, dus ik pakte de verhaallijn snel weer op en legde het volgende uit: ‘’Jij bent echt heel goed in vechten volgens mij. Als ik met jou vecht weet ik wat me te wachten staat in een gevecht tegen de vrouw.’’

Het meisje knikte traag, ze liep terug naar het openveldje en haalde haar zwaard uit haar riem. Ik ging tegenover haar staan. Ik had geluk; overal lagen rotsen, stenen en natuurlijk was er aarde genoeg. We begonnen rondjes om elkaar heen te draaien.

Ik maakte een schijnbeweging naar links, maar ze leek deze meteen door te hebben. Daarom stampte ik met mijn voet op de grond, een groot rotsblok rees op. Ik stuurde het rotsblok naar het meisje. Ze viel in een snelle beweging plat op haar buik, maakte een koprol, eindigde op haar hurken en stond weer recht overeind.

We stonden nu een heel stuk dichterbij elkaar. Ik liet vier rotsblokken van ongeveer een halve meter groot uit de grond komen. Ik liet ze vervolgens met een enorme vaart richting het meisje scheren. Het meisje sneed maar haar zwaar de middelste steen door midden, waardoor er dus twee stukken steen aan beide kanten van haar hoofd langs vlogen.

Het meisje leunde naar achter en een rotsblok miste haar net, daarna tilde ze haar voet hoog op en trapte ze tegen een ander door mij gestuurd rotsblok, die opzei schoot en het andere rotsblok meenam. Ze rende naar voren, sprong op een dikke tak en sprong er achter mij sierlijk weer af.

Ik kon me nog net op tijd omdraaien. Het meisje draaide het zwaard in haar hand en ik week uit. Dit was precies wat ze gewild had, want ze tackelde me en ik viel lang uit op de grond. Ze kon het nu gemakkelijk af maken, het zwaard cirkelde boven mijn lichaam, maar zoals verwacht draaide ze zich om en liet het ze het sierlijke moordwapen terug in zijn schede glijden.

Ik ging recht opzitten en zag dat Oro aan kwam rennen. Snel stond ik op, hij liep naar me toe en omhelsde me. ‘’Ik was zo ongerust waar zat je?’’ Vroeg hij eerlijk en heel lief. Hoe had ik ooit mogen en kunnen denken dat Oro me zou laten vallen voor een ander onbekend meisje. Toen ik geen antwoord gaf keek hij me aan en bracht hij zijn lippen naar de mijne. En daar was de kus, we hadden wel vaker gekust maar elke kus was beter dan de vorige.

We waren nu al een week in het kleine dorpje en het werd tijd om weer eens te gaan. Han had wat technieken onder de knie gekregen en hij kreeg een eigen zwaard. Het was een simpel zwaard, maar er kon toch behoorlijk wat schade mee verricht worden. Ik had nog een keer met het meisje gevochten, ze was enorm goed en vooral heel snel en lenig. Telkens als je dacht dat je haar een stapje voor was, had zij al weer verder gedacht en haalde ze je zo neer.

Ik liet me op de grond zakken, de andere waren hun spullen aan het pakken, we zouden terug lopen naar Apo en kijken of we dichter naar de vulkaan zouden kunnen vliegen. Ik stond op, ik zag Oro al aankomen lopen. Hij had mijn spullen ook meegenomen, snel gaf hij me een klein kusje op de wang legde mijn tas naast me neer en  ging de andere weer helpen.

Ik keek hem na, ik voelde me een beetje schuldig dat ik niet mee hielp, maar mijn hoofd zat gewoon te vol. In de afgelopen maand was zoveel gebeurd. Ik keek naar de grond, hoe zou het met mijn ouders zijn? Vroeg ik me af, maar natuurlijk werd daar geen antwoord opgegeven. Het meisje kwam naast me zitten, haar stijlen pikzwart haar zat zo als gewoonlijk in een staart.

Ik draaide me naar haar toe. ‘’Wat was nou de echte rede dat je met me wilde vechten?’’ vroeg ze verrassend aardig. Ik schrok merkbaar. Hoe kon ze weten dat ik had gelogen of nou ja de echte waarheid had verzwegen? Ik gaf geen antwoord, dit was niet iets wat zij hoefde te weten, niet iets waar ik het graag over wilde hebben.

‘’Ik begrijp het.’’ Zei ze en ze stond op. ‘’Ik vind het jammer dat jullie gaan.’’ Ging ze verder en voegde er aan toe: ‘’En dat zeg ik niet vaak tegen vreemde.’’ Toen liep ze weg. Ik keek haar na, ze was snel zelfs als ze gewoon liep en al snel verkoos ze de lucht boven de grond. Ze sprong in hoge bomen en ging geruisloos van tak naar tak.

Als ik niet beter wist zou ik bijna zeggen dat ze luchtsturing gebruikte. De andere kwamen nu ook terug. Ze gingen naast me staan en we vertrokken richting het bos. Nog een keer keek ik achterom, niemand te zien. Deze mensen hielden niet van afscheid nemen.

Tussen de bomen door zag ik het meisje nog even zitten. Vergiste ik me nou of keek ze wel degelijk alleen naar Oro. Ik draaide me om en we liepen dieper het bos in, Oro ging naast mij lopen en pakte het stukje glas weer uit zijn zak. Hij zat er de hele week mee te oefenen. Ik had hem vaak zien vloeken en gefrustreerd stenen kapot zien slaan.

Oro wilde alles perfect kunnen, maar hij had niet veel geduld. Na ongeveer een half uurtje lopen hoorde we iets in het stille bos. Ik spitste mijn oren en voelde met mijn hand over de grond. ‘’Er is iemand heel dichtbij.’’ Vertelde ik op mijn hoede. De anderen stopte nu ook en we keken om ons heen.

Ik liet alvast een brok aarde uit de grond komen, op dat zelfde moment sprong de jongen, die ons in het begin van de week als eerste had ontmoet, uit de struikjes. Ik liet de aarde vallen en keek hem nieuwsgierig aan. Net toen ik iets wilde vragen begon hij te praten: ‘’We worden aan gevallen door de vrouw, de leidster kan het niet alleen aan!’’

Ik wilde vragen wie de leidster was, maar toen begreep ik dat hij waarschijnlijk over het meisje had. ‘’We komen jullie helpen.’’ Riep Oro impulsief. Ik rende achter hem aan en de rest volgde twijfelend. Na tien minuten hard sprinten kwamen we hijgend aan in het kleine dorpje, er was een hevige strijd bezig. Een grote stapel met een stuk of tien mensen erop ontsierde het landschap.

Nog maar een paar mannen en natuurlijk het meisje waren aan het vechten. Azula keek toe, ze keek vooral met veel belangstelling naar het meisje. ‘’Sluit je bij mij aan en er gebeurd je niks.’’ Herhaalde Azula ze keer op keer. Het meisje antwoordde niet, maar haar gezicht verraadde dat het antwoord nee was.

Azula haalde haar schouders op. ‘’Als dat echt is wat je wil.’’ Ze liet aarde uit de grond komen. Het meisje sprong omhoog landen op een van de aardbrokken en sprong daar vervolgens weer vanaf. Azula keek nijdig naar haar geavanceerde bewegingen, ze schoot vlammen in alle verschillende kleuren in de richting van het meisje. De kleur blauw kwam het vaakst voor.

Het meisje ontweek ze allemaal, maar het was duidelijk dat de laatste vlam haar midden in haar gezicht zou raken als niemand snel iets ondernam. Ik sprong naar voren hief mijn hand en een muur van aarde rees op. Azula keek boos  in de richting van de aarde beschermmuur, terwijl het meisje mij een klein knikje gaf, die waarschijnlijk “dank je wel’’ betekende.

Nu barstte de strijd pas echt los. Ik bevocht twee soldaten. De soldaten van Azula waren van de ‘’vrede’’bewakers te onderscheiden omdat ze een andere outfit droegen en zwaarder bewapend waren. Oro en het meisje vochten samen tegen Azula, maar af en toe moeste ze zich wel om draaien, om afgedwaalde soldaten een lesje te leren.

Fiero vocht tegen twee bewakers en Ia deed hetzelfde. Han probeerde iedereen zo goed mogelijk te helpen. Het groepje van het meisje begon zich ook in de strijd te mengen. Bijna leek het alsof we zouden winnen, maar Azula sprong ineens hard op de grond. De grond trilde en duwde iedereen naar achteren.

Ik viel op de grond en meteen werd ik omhelst met aarde. Ik kon mijn armen niet meer bewegen, dus ik kon ook niet sturen en zo was het bij iedereen.

~Oro~

“Auw’’ Ik viel met een grote smak op de grond mijn monde vulde zich met de smaak van aarde. Ik zat vast tegen de grond, niks dat ik kon doen behalve wachten. Ik voelde de aarde mijn lichaam raken overal. Misschien klinkt het gek, maar ik voelde me best fijn zo omringd door aarde. Zou ik nu niet alles moeten kunnen?

Ik sloot mijn ogen legde de binnenkant van mijn handen tegen de aarde aan en duwde ze omhoog. De aarde brak en ik sprong op. Azula keek verbaasd in mijn richting, ze leek echter snel over haar verbazing heen te komen en ergens moest ze het ook wel verwacht hebben. Haar bewakers wilden op me af rennen, maar ze beval hen dat niet te doen.

Er werd een soort kanon met twintig kleine gaten naar Azula toe geschoven. Azula rolde hem verder voor dat ze het kanon afschoot, haalde ze water uit het beekje. Ze vuurde het water op mij af. Een hand van mij werd vastgevroren aan de boom. Ik greep met mijn andere hand naar mijn ijzeren armband stuurde hem los en stak hem in het ijs. Het ijs brak in vele kleine stukjes, Azula had het kanon echter al afgevuurd. Ik had geen tijd meer om ook maar iets te ontwijken, de tijd stond even stil. Ik hoorde geschreeuw van Rona, van mijn vrienden, zelfs uit de keel van het meisje was een kreet ontsnapt.

De scherpe scherven kwamen steeds dichterbij dit zou ik niet overleven. Ik deed mijn armen voor mijn gezicht als automatisme bang voor de pijn die zou volgen. Plotseling stopte de scherven ze hingen voor mij stil. Ik zag dat het glas was en dacht bij me zelf. ‘’Ik kan glas sturen, eindelijk kan ik glassturen.’’ Azula schreeuwde van verbijstering maar herstelde zich weer.

Ik schoot een voor een alle grasscherven op Azula af, ze maakte een groot vuur waar de glasscherven door heen schoten. Toen ze het vuur liet zakken zag ik dat ze het glas ook bestuurde. Ze schoot het op mij af, ik maakt een draaiende beweging waardoor de glasscherven weer richting Azula gingen. Tegelijkertijd stampte ik met mijn voet op de grond. Er schoot aarde om de voeten van Azula. Azula werd uit balans gebracht en viel op de grond.

De scherven miste haar maar net. Ze haalde de aarde weg door middel van aardsturing en begon me aan te vallen. Vuur, bliksem, aarde, metaal, water, ijs, lucht en glas vlogen me om de oren. Ze was enorm sterk. Ik bleef maar ontwijken maar dat zou ik niet de hele tijd kunnen blijven doen.

Ik had iets sterks en pijnlijks nodig. Iets bijzonders, ik dacht na. Bijna werd ik geraakt door een enorme lading vuur. Ik zette mijn voeten stevig in de grond dacht na en trok mijn voeten omhoog. Iets grijs kwam uit de grond omhoog. Opdat moment vuurde Azula een grote lading blauw vuur op mij af. Mijn arm werd deels verbrand. Ik schreeuwde het uit van de pijn. Het leek wal alsof mijn huid weg geschroeid was.

Ik probeerde de pijn te negeren en ging terug naar het grijze, dat ik net uit de grond gestuurd had. Het glinsterde in het licht van de zon. Ik wreef erover heen, het was ijzererts en ik kon het sturen. Ik tilde het met gemak uit de grond zonder het te hoeven aanraken.

Ik maakte een punt aan de in de buurt van metaal komende stok en schoot hem toen naar voren. Azula gilde ik zag de bange blik in haar ogen. Ik wist niet wat me bezielde maar in die ene seconden dat ik het af kon maken. Liet ik het metaal een bocht naar recht maken waardoor hij de boom naast Azula doorboorde.

Iedereen staarde me ongelovig aan. Niet alleen omdat ik het niet afmaakte maar ook omdat ik van zo’n afstand het metaal nog steeds zo goed en precies kon sturen. Ik rende naar mijn vrienden toe en liet de aarde om hen heen zakken. Azula vluchtte het bos in. Het meisje rende achter haar aan, ik wilde haar tegen houden maar een andere jongen schudde zijn hoofd.

~Azula~

Het bos om me heen was donker. Ik wist dat het niet slim was om vuur te maken het bos zou kunnen gaan branden en dat was alleen maar een nadeel voor mij. Mijn hoofd deed pijn. Wat was er net gebeurd. Kon die jongen nou metaal maken met behulp van vuur en het daarna sturen alsof het aarde was. Daar had ik nog nooit van gehoord. Waarschijnlijk had ik het me verbeeld.

Ik stopte met rennen, achter mij hoorde ik een geluid. Boomblaadjes die bewogen, ik had vroeger lang genoeg in dit bos geleefd om te weten dat, dat hier niet zomaar gebeurde. Ik rende verder en zocht, naar een teken dat ik mijn zoektocht kon beëindigen maar ik vond niks. Ineens hoorde ik een schreeuw van boven me. Ik maakte een achterwaartse koprol en een meisje lande vlak voor me neer.

Ik had geen zin in een gevecht. Ik had wel meer aan mijn hoofd. Ik liet de aarde om haar een omhoog komen maar ze was te snel. Ik opende mijn tas haalde daar vier metalen ringen uit en schoot die naar haar toe. Ze wilde ze ontwijken, maar het lukte haar niet. De ringen zaten om haar polsen en enkels in een boom geprikt. ‘’Wat zal ik eens met jou doen.’’ Vroeg ik me hardop af en mijn ogen schoten vuur, mijn handen bewogen rustig op en neer.

Het meisje zei niks. Ze kon duidelijk goed vechten, maar ze kon niet sturen. Ik wilde net haar kracht afnemen, toen ik haar ineens goed bekeek. Ze deed me denken aan mijzelf, ik wist wat er met haar was gebeurd. Ze was haar ouders kwijt geraakt, ze was rijk en had alles wat ze wilde. Tot het allemaal werd afgepakt, Dat was met mij ook gebeurd. Alleen heb ik niet door al die jaren de slechte kant gekozen had ik ook zo als haar kunnen zijn. Ik wist het niet, ik draaide me om en liep weg. Wat moest ik doen?

Aan de ene kant dacht ik: ‘’Ga door je bent er bijna en dan heb je alles wat je ooit wilde, waar je van droomde.’’ Maar een ander deel van mij zei: ‘’Waarom zou je dat willen, word je daar gelukkig van? Je kan nu nog stoppen Azula. Je kan nu nog stoppen! Ik rende naar een meertje en stak mijn hoofd in het water. De hoofdpijn verminderde ik hield mijn hoofd nog even in het water en kwam toen weer omhoog. Ik keek naar mijn spiegelbeeld, ik was dit niet. Het was een meisje uit een klein eilandje met de naam Manuela. Langzaam kroop mijn woede weer op. Ik bedacht dat de goede stem, die mij probeerde over te halen het goede te doen, de stem van Manuela moest zijn.

Ik stond op en zei: ‘’Manuela ik laat me niet zo snel van de kaart brengen.’’ En ik ging door. Later bleek dat een domme keuze.

‘’Nu heb ik je.’’ Ik draaide me vliegensvlug om en zag tegenover me het meisje staan, waar ik eerder mee gevochten had. ‘’Jij weer?’’ Vroeg ik verveeld. ‘’Hoe ben je los gekomen?’’ Het meisje bestede geen aandacht aan mijn woorden en rende op me af. Ik draaide een rondje en er ontstond een moerasachtig grond.

Het meisje viel midden in een plas modder en ik lachte haar hard uit. ‘’Het is jammer dat je niet kan sturen.’’ Zei ik vermakelijk. Ik liep naar haar toe en tilde haar op. Ze spartelde tegen, maar mijn greep verslapte haar. ‘’Ik kan je natuurlijk stuurkrachten geven.’’ Begon ik langzaam.

Even zag ik de hoop in de ogen van het meisje. Wat was haar verhaal precies? Zo te zien wilde ze graag kunnen sturen, maar net zo plotseling als het teken gekomen was verdween het weer. ‘’Goed dan.’’ Ik maakte haar vast in de grond. ‘’Welke kracht wil je?’’ Toen het meisje geen antwoord gaf, bedacht ik zelf maar een bijpassende kracht voor haar.

‘’Je wordt een luchtmeester, wat zeg je daarvan? De snelheid waarmee jij beweegt past daar wel bij.’’ Ik zette mijn hand op haar voorhoofd en sloot mijn ogen. Een grote lichtflits verscheen en het volgende moment had het meisje een deel van mijn luchtsturen gekregen. Die geestkrachten kwamen toch weer goed van pas.

Ik zag de ongeloof in de ogen van het meisje. ‘’Ja dat klopt je kan nu echt sturen.’’ Zei ik zuchtend. Ik bracht mijn hand opnieuw naar haar hoofd, maar ze had zicht los uit de aarde weten te krijgen, door flink met haar benen te draaien. Snel kroop ze naar achter en vuurde een luchtstoot op me af. Ik werd naar achteren tegen een boom geblazen. Mijn rib kraakte.

Het meisje vloog door het bos, zo snel als de wind. Telkens wanneer ik op wilde staan kreeg ik een luchtstoot een mijn gezicht. Woedend spuwde ik vuur. Het meisje sprong verschrikt naar achter en ik stond op. Ik wilde haar grijpen, maar het meisje verdween tussen de bomen. Vloekend trapte ik tegen een grote steen, wat als gevolg had dat ik hevige voet pijn kreeg.

Ik was boos, ik had een deel van mijn luchtsturen voor niks weggegeven. Toch had het geen zin daar de hele tijd aan te denken dus zette ik het meisje uit mijn hoofd en richtte me op het plan. Nu ik de vuurnatie geheel in mijn bezit had, werd het tijd de Noordpool, het aarderijk en de vr over te nemen.

Hoofdstuk 7

~Oro~

De minuten tikte traag voorbij. Ongeduldig ijsbeerde ik heen en weer. ‘’Strak is er wat gebeurt.’’ Mompelde ik. Om me heen zaten alle leden van de club van het meisje. ‘’Het komt wel goed.’’ Probeerde Ia, maar ik schudde mijn hoofd. ‘’Nee! We wachten nu al één heel uur, we moeten haar gaan zoeken.’’ Antwoordde ik ferm, maar meteen schudde iedereen zijn of haar hoofd.

‘’We vinden haar toch niet en ze vergeeft het ons nooit.’’ Riep een kleine jongen. ‘’Ik denk dat als we haar leven redden, ze misschien een poging doet ons te vergeven.’’ Wierp ik hem toe. Rona stond op en sloeg een arm om me heen. ‘’Rustig,’’ Fluisterde ze. Even voelde ik me ontspannen, maar toen nam de angst weer toe. ‘’We kunnen hier niet blijven wachten!’’ Riep ik kwaad. Ik keek om me heen.

De dorpelingen zaten dicht tegen elkaar aan gekropen, de soldaten waren hun bazin achterna gevlucht voor iemand ze kon tegen houden. ‘’We gaan haar nu zoeken.’’ Riep ik beslist. Ik duwde Rona van me af en wilde net weg lopen, toen ik een zachte stem van achter hoorde: ‘’Wie ga je zoeken?’’ vroeg de stem. Ik draaide me om en zag daar het meisje staan. Haar zwarte haar viel voor een deel voor haar gezicht. ‘’Niemand,’’ antwoordde ik zwakjes.

Wild zwaaide we de dorpelingen uit. Ia was er het eerst achter gekomen, dat het meisje nu kon luchtsturen. ‘’Als dit allemaal voorbij is kom ik je opzoeken.’’ Had ze geroepen. Het meisje had vriendelijk genikt. Nu was het tijd om te gaan. Iedereen droeg een deel van de bagage. De tocht terug naar Apo zou nog best lang zijn.

Ik draaide me om weg van het dorpje. Afscheid nemen was het makkelijkst zijn wanneer je niet meer omkeek. Dit was nu geweest. Ik sloeg een arm om Rona en met z’n alle liepen we weg. Fiero liep opvallend dicht bij Ia en droeg in zijn handen een lachende Yusi.

We bereikte Apo binnen twee dagen en klommen weer op zijn rug. ‘’hè makker.’’ Riep Ia blij. Ze knuffelde Apo stevig. Fiero wilde het beest ook wel aaien, maar kreeg daar niet de kans toe. Toen hij eenmaal dicht bij Apo was gekomen kreeg hij een enorme lik. Nat van het speeksel rende hij rondjes, hopend dat de wind het eraf zou blazen.

Ia lachte hem luidkeels uit en het gevolg was dat hij druipend op het zadel moest gaan zitten. Toen we allemaal klaar waren vlogen we weg. ‘’Waar gaan we heen?’’ vroeg Rona. ‘’Naar de Vr,’’ antwoordde Ia en ik vast besloten. ‘’We zouden toch naar Azula’s lichaam opzoek gaan?’’ Bracht Rona er tegenin. ‘’Ik denk dat we daar al te laat mij zijn, volgens mij is Azula al langs haar lichaam geweest.’’ Legde ik en Ia uit. Dit was één van de weinige momenten dat we het met elkaar eens waren.

De tocht verliep tot nu toe gladjes. De wint woei door mijn haren en het uitzicht was overdonderend. ‘’Het gaat helemaal de verkeerde kant op hè.’’ Fluisterde Rona tegen mij. We zaten aan de achterkant van Apo’s zadel naar de zonsondergang te kijken. Ik keek even opzei en knikte toen langzaam.

‘’Maar maak je geen zorgen.’’ Verbeterde ik mezelf snel, toen ik haar treurende gezicht zag. ‘’Denk je dat we onze families ooit nog terug zien?’’ ging Rona somber verder. Ik dacht diep na. ‘’Ik weet het gewoon niet, het is allemaal zo veel in één keer. Vind je dat we naar ons dorp moeten om ze te redden?’’ voegde ik eraan toe. Rona’s gezicht klaarde op. ‘’Ja! Dat vind ik.’’ Riep ze en ze sprong behendig op. Ballancerend op de rug van een vliegende bizon liep ze naar Han, Fiero, Yusi en Ia.

‘’Wat?? We zouden naar de vr gaan!’’ Riep Ia geërgerd uit. ‘’Ja en we zouden ook het lichaam van Azula vinden, voordat Azula daar was om nog krachtiger te worden. Is dat ons wel gelukt?’’ Rona liet een korte pauze vallen om vervolgens verder te gaan. ‘’Ik wil mijn familie redden, dat had jij ook gewild als je in mijn schoenen zou staan.’’

Fiero keek me aan. ‘’Ik denk dat ze gelijk heeft. Familie gaat voor alles.’’ Zei hij. Ia keek boos op. ‘’De wereld gaat voor Familie.’’ ‘’En jou familie dan?!’’ schreeuwde Rona boos. Ik keek vanaf een afstandje toe, maar wist nu al dat dit weer helemaal mis zou gaan. ‘’Geen woord over mijn familie, je weet dat ik die niet meer heb.’’ Bitste Ia terug.

‘’Nou maar goed dat de wereld er nog wel is hè!’’ Riep Rona. Dit was voor Ia de druppel die de ton deed overlopen. Ze sprong op en duwde Rona tegen het zadel. Met een harde klap sloeg Rona’s hoofd tegen het zachte leer. Haar ogen draaide weg. Ia sloeg nog een keer kwaad in haar gezicht, maar kwam toen met een schok terug in de werkelijkheid.

Ik stond al over Rona gebogen. ‘’Wat heb je gedaan?’’ schreeuwde ik woest naar Ia. Ik was al mijn zelfbeheersing kwijt. ‘’Ik…ik… Het spijt me. Oké!’’ Mompelde Ia onverstaanbaar. ‘’Het spijt je?? Is dat alles? Het spijt me??!!’’ dreigend liep ik op Ia af. Ze kromp ineen. Fiero was zo in shock dat hij niets anders kon dan met Yusi op zijn schoot zitten en vooruit staren.

Han verschool zich achter Fiero’s brede lichaam bang voor wat komen gingen. Ik stapte steeds verder naar Ia toe. Ia hield het niet meer en maakte een afwerend gebaar met haar hand. Een enorme windvlaag duwde tegen mijn lichaam. Ik voelde hoe het zadel onder mijn voeten verdween. Ik werd van het zadel geblazen! Ik keek omhoog en zag hoe Rona net iets boven mij viel.

De grond kwam steeds dichterbij. Pas op het laats zag dat ik eigenlijk te maken had met een wild bruisende oceaan. Met aan harde plons lande ik in het ijskoude water. Mijn lichaam zakte geheel onder de waterspiegel. Ik opende mijn ogen en sloeg met mijn handen. Boven water hapte ik een hele mond vol lucht in om weer onder water te gaan.

Twee meter naast mij zag ik hoe Rona snel naar beneden zakte. Twee krachtige slagen later, greep ik haar arm en trok haar boven het water. Verwoed trapte ik met mijn benen om niet de zinken. Overal om me heen zag ik water. De kou werd me te veel en langzaam begon ik langzamer te trappelen.   

~Fiero~

‘’Wat is er gebeurt?’’ Vroeg ik verdwaasd. Ik zag Oro naar beneden dwarrelen als een klein sneeuwvlokje, maar het drong niet tot me door. ‘’We zijn van die rot mensjes af.’’ Bitste Ia vol woede. Ik keek haar ontzet aan. ‘’Ze gaan dood, Ia! Dood! We moeten ze helpen.’’ Ia haalde minachtend haar neus op. ‘’Onkruid blijft woekeren, wat je ook doet, maar je moet het zeker niet gaan helpen.’’ Antwoordde ze eigenwijs.

‘’Dit is ziek!’’ ik wist als waterstuurder wat water kan doen en Oro en Rona zijn beide geen waterstuurders. ‘’Laten we ze zo achter?’’ Dat was Han. ‘’Ja, we gaan naar de vr.’’ Ia stond op en liep naar Apo’s teugels. ‘’Hup Apo. Nog een paar uurtjes en we zijn er.’’ Waren haar woorden. Ik keek naar Han en wist totaal niet wat ik moest doen. Han was al net zo verbaasd en verward. Was dit dan zo’n rare droom en werd ik zo wakker? Ik hoopte het maar, want ik wist totaal niet wat ik hiermee aan moest. Het meisje waar ik op verliefd was leek nu nog het meest op een gemene heks.  

De zon scheen op mijn gezicht. Ik staarde naar een deken van bladeren. Waar was ik? Moeizaam stond ik op. Ik keek om me heen. We sliepen met z’n alle op Apo’s rug ergens in de buurt van Republicasia. Wacht! Waren we wel met zijn alle. Nee! Waar waren Oro en Rona? En nu kwam alles weer terug. Oro en Rona waren weg. Ze waren waarschijnlijk…. Ik kon er niet eens aan denken. Ik had iets moeten doen.

Ik stond op en zag dat Han ook al wakker was. Hij staarde tussen de bladeren door naar de blauwe heldere lucht. De zachte bries veroorzaakte bij hem kippenvel. Hij draaide zijn hoofd naar mij toe. In zijn ogen stonden dikke tranen. Ik wist wat Oro voor hem betekende en wat Oro voor hem allemaal gedaan had. Ook wist ik dat hij en Rona al erg lang goede vrienden waren geweest.

‘’het komt wel goed.’’ Zei ik hem. Maar de woorden klonken leeg en de waarheid ontbrak. ‘’Ik ga wat eten en jij?’’ Probeerde ik het onderwerp wat gemakkelijker te maken. Hij haalde zijn schouders op en stond op. Zijn korte haar stond alle kanten op en zijn gezicht was nat van de tranen. Ik en Han gleden via Apo’s staart naar de grond. Het luide snurken van Apo werd even onderbroken, maar hij gingen snel genoeg weer rustig verder.

Han en ik zaten stil op een stuk brood te kauwen, toen Ia verstrooid aankwam rennen. Haar ogen verraadden dat ze bang was. ‘’Waar zijn Oro en Rona?’’ vroeg ze met een hoog piep stemmetje. Han en ik antwoordde niet, maar de stilte zei genoeg. ‘’O! Wat heb ik gedaan?!’’ schreeuwde ze het uit. Ze zakte door haar knieën en viel snikkend op de grond. Ik schoof naar haar toe en sloeg mijn arm om haar schouders. Ze had haar fout in ieder geval gezien. ‘’We moeten ze gaan zoeken, misschien zijn ze aangespoeld op een klein eilandje of zo iets.’’ Riep ze uit.

Ik keek naar Han en zag dat hij weer een beetje moed had. ‘’Ja, we zullen het altijd kunnen proberen.’’ Zei hij voorzichtig. Het was duidelijk dat hij zichzelf geen valse hoop wilde voorschotelen. ‘’Dan gaan we, nu meteen!’’ het was Ia die als eerst weer in actie kwam en we rende met z’n drieën terug naar Yusi en Apo.  

~Oro~

‘’Hallo, slaapkop.’’ Ik draaide me om, om te kijken waar de stem vandaan kwam. Maar ik was te uitgeput. Het lukte me niet, me om te draaien. Ik staarde naar het donkere plafond. Er druppelde wat water tussen de natuurstenen door. De kleine waterdruppels vielen kletterend uit elkaar op de aarde vloer. Waar was ik? Het rook hier vreselijk naar zout en zeewater.

‘’Waar ben ik?’’ vroeg ik aan de vrouw die al eerder had gesproken. De vrouw kwam lachend in mijn gezichtsveld staan. ‘’In de ziekenboeg jongeman.’’ Vertelde ze. Ze was hooguit dertig jaar. Haar bruine haar droeg strak naar achtergebonden in een geïmproviseerd touwtje gemaakt van taai zeewier.

‘’Hier eet op.’’ Ze hield me een houtenkommetje voor. In het kommetje zat een vochtige drab. ‘’Wat is het?’’ vroeg ik niet al te beleefd. ‘’Een pudding gemaakt van zeeslak.’’ Antwoordde ze ongeduldig. Toen ik niet reageerde greep ze zelf de lepel en propte een deel van de smurrie in mijn mond. Ze hield mijn hoofd naar achter en ik kon niks anders dan het slijmerige spul op eten of drinken, ik wist niet precies hoe ik het moest noemen.

Ik hoestte en proestte, maar de vrouw gaf niet mee. Pas toen ik alles op had, kwam haar glimlach weer terug. ‘’Goed zo.’’ Zei ze. ‘’Waar is Rona?’’ Vroeg ik plotseling. ‘’Rona? Is dat dat meisje waar je samen mee was?’’ vroeg de vrouw. Ik knikte snel. ‘’Ze is in de kamer hier naast. Het gaat goed met haar, ze is al bij bewustzijn geweest.’’ Antwoordde de vrouw.

Ik haalde opgelucht adem en nam de tijd de vrouw nog eens goed te bekijken. Haar armen waren wel erg lang en haar benen ook. Haar haar drupte nog een beetje alsof ze constant aan het zwemmen was. Haar voeten waren groot en ze droeg geen schoenen. Tussen haar lange vingers leek een dun velletje te zitten. De vrouw zag mij kijken en schoot in de lach.

‘’Ik zal het je uitleggen.’’ Verklaarde ze lachend. ‘’Ik ben Shira.’’ Begon ze alsof dat alles verklaarde, maar gelukkig ging ze verder. ‘’Twee stemleden vonden jullie eergisteren op een zwemtocht. Jullie waren al diep naar beneden gezonken. Ze hebben jullie meteen hier mee naar toe genomen. Naar de stam. Wij zijn onderwater stam. We zijn allemaal waterstuurders en kunnen heel goed water sturen. We zitten hier onderwater, in de zeebodem.

We winnen zuurstof door de zuurstof uit het water te sturen. Of nou ja eigenlijk het water uit de zuurstof, nou ja je snapt hem wel. We zijn met z’n vijfhonderd. Onze ledematen zijn zo gevormd dat we heel goed kunnen zwemmen en we kunnen wel twintig minuten onze adem inhouden. Je kan onze bevolking eigenlijk verdelen in een paar groepen. Je hebt de bestuurders, je hebt de ziekenverzorgers, je hebt de kinderen, je hebt de vissers en eten verzamelaars, je hebt de kokken en obers, je hebt de schoonmakers, de soldaten, de zuurstof halers, de dierenverzorgers en overige.’’ Ik luisterde met open mond en kon het bijna niet geloven: een onderwaterstam.   

Advertisement