Avatar Fanon Wiki
Advertisement

De Verloren Hoofdstukken zijn een serie losse verhalen waarin de schrijfster haar personages in verschillende situaties plaatst die waarschijnlijk nooit in de fanon zullen voorkomen. Des te leuker om er af en toe eens over te schrijven.

Terug sterfelijk - plan naar BSS - ontmoet Tyruh - trekken verder - (parallel) Ozai ontsnapt voor hij naar transport gaat VN - komt Azelia tegen - Jeong Jeong Kuei in VN - Aang achter Azelia en Ozai aan - Azelia en Ozai wederzien - waar Azula - Ozai gevangen - Aang vind hen, vertelt nieuws - Azelia Djinan

Bloementjes en Bijtjes[]

Zuchtend trok Azelia het hemd uit dat ze nu al vier jaar droeg. Ze klopte het stof van de training er af. Ze was bekaf. Rondjes rennen in een stoffige omgeving was niet haar favoriete bezigheid.

De zon stond hoog aan de hemel en kietelde haar blote huid. Heerlijk vond Azelia de warmte. Ze liet haar hemd voor wat het was en ging op de grond zitten zonnebaden.

Verderop zat Jeong Jeong met zijn rug naar haar toe te mediteren. Chey kwam net terug van een enigszins zinvolle zoektocht naar voedsel in de stad. Hij zag Azelia zitten in de zon toen hij het eten opborg in een rieten mand.

'Azelia, trek je hemd weer aan,' zei Chey.

'Waarom?' was het antwoord. Ze lachte zonnig naar hem.

'Het is niet gepast voor een meisje om er zo bij te zitten,' Chey dempte zijn stem.

'Hoezo dat nu weer?' Azelia had geen zin om dat veel te kleine hemd opnieuw aan te moeten trekken. De zon voelde daar veel te prettig voor.

'Trek je hemd aan, Azelia!' Het meisje keek Chey verbaasd aan, maar deed toen wat hij zei. Nooit eerder had hij op die toon tegen haar gesproken, maar hij duldde duidelijk geen tegenspraak. Chey gaf haar een verontschuldigende blik en liep toen naar de meester toe.

'Waar is al dat lawaai voor nodig?' vroeg Jeong Jeong nors. Chey zuchtte en wreef door zijn gezicht.

'Azelia is twaalf nu. Wanneer gaat u uitleggen wat er met haar aan de hand?'

Jeong Jeong begreep dat meditatiesessie afgelopen was. Hij keek naar de man naast hem. De enigszins ongemakkelijke, maar ernstige houding ontging de deserteur niet.

'Wat is er dan met haar aan de hand?' vroeg Jeong Jeong. Chey zuchtte geïrriteerd.

'Kijk dan naar haar!' siste hij. 'Ze begint in de pubertijd te raken.'

'En dus?' zei Jeong Jeong. Cheys toon beviel hem niet. 'Ik ben ook ooit een puber geweest al zou jij je dat niet kunnen voorstellen.'

Aan Cheys geduld begon een einde komen.

'Het kind is opgegroeid tussen een stel zwervers en bosjesmannen, dus wat weet zij van de...bloementjes en de bijtjes...U bent haar meester, dus u moet het haar uitleggen. En tussen twee haakjes, de kleren die ze nu draagt kunnen echt niet meer. Zo overleefd ze de winter niet, daarbuiten gelaten dat het ook wat nieuwsgierige blikken zal aantrekken.'

Nu was het Jeong Jeong die zuchtte. Hij wuifde Chey weg met de opdracht te gaan vissen, stond toen op en pakte een bundeltje kleren uit de grot waarin ze sliepen.

Waarom ik, dacht de vuurmeester zichzelf vervloekend. Hij spreidde zijn enige extra kledingset uit. Een broek, een tuniek en een sjaal gemaakt van jute en nog wat allerhande stoffen. Het was tenminste warm en stevig. Het zou voor Azelia nog wat te groot zijn, maar wat ze nu droeg was absoluut te klein.

En van het leer dat ze hadden gelooid kon hij misschien een paar laarzen voor het meisje maken. Blootsvoets was gevaarlijk als ze moesten vluchten. Jeong Jeong keek naar zijn eigen laarzen. Die hadden inmiddels ook hun beste tijd wel gehad, maar er was niet genoeg leer voor twee paar laarzen.

Hij keek naar Azelia die verderop nog steeds van de zon zat te genieten. Niet ver van haar vandaan stond een kaars die brandde op het ritme van haar ademhaling. De afstand gezien, besefte Jeong Jeong dat ze later een sterke vuurmeester zou worden.

(...mobiel, eerste notitie, niemand behalve mvs109 hoeft dit te begrijpen...)

'U had liever gewild dat ik een jongen was geweest of niet?' vroeg Azelia op een plagerige toon. Jeong Jeong zuchtte.

'Van mannen begrijp ik tenminste iets. Vrouwen...een groot mysterie...maar een tussen alleen maar mannen zitten gaat op den duur ook vervelen,' zei Jeong Jeong en hij glimlachte.

Familiediner[]

Speelt zich af in 170 NSK net iets buiten Republicasia in het huis van de dochter van Kaiza en Elainy. Dit verloren verhaal heeft geen enkel verband met de fanon IJzig Vuur, op het feit na dat de luitenant hier ook Loyar heet.

De Storm[]

De stromende regen maakte de patrouille in de bergen tot een levensgevaarlijke glibberpartij. Toen Amon door de vermoeidheid verkeerd stapte en onderuit ging, trok hij zijn luitenant een eindje mee naar beneden.

'Het is genoeg geweest,' vloekte de leider van de gelijkwaardigen. De modder zat zelfs achter zijn masker. 'Bij het eerste beste huis dat we zien, gaan we om onderdak vragen.'

Loyar, de luitenant, gromde instemmend. De generator op zijn rug begon loodzwaar te worden. Ze stonden op en liepen verder tot ze in een klein dalletje aan een groot meer terecht kwamen. In het dalletje stond een huis. Achter de ramen brandde licht.

'Ik hoop dat er een paar vriendelijke niet-stuurders wonen,' zei Loyar.

'Na vijf dagen lopen door de stromende regen ben ik niet zo heel kieskeurig meer,' zei Amon, die liever eerst even zou rusten voor ze ruzie gingen zoeken met een paar stuurders. Ze liepen naar het huis toe.

'Wat doen we? Gewoon aankloppen en om onderdak vragen?' vroeg Loyar. Hij keek Amon aan. De man haalde zijn schouders op.

'Wat heb jij op je kerfstok dat je niet gewoon bij iemand aan kan kloppen?' antwoordde Amon met luchtige ondertoon. Nu haalde Loyar zijn schouders op. Hij stapte naar voren toe en klopte op de deur. Een meisje van een jaar of tien deed open.

Loyar deed zijn bril af en hurkte bij het meisje neer. Amon bleef een beetje in de schaduw staan.

'Is je moeder thuis, meisje?' Het meisje knikte verlegen en rende terug naar binnen toe. Ze hoorden haar tegen haar moeder zeggen dat er twee vreemde meneren voor de deur stonden. De tussendeur ging open en dicht en een vrouw van de middelbare leeftijd verscheen. Een spoor van twijfel trok over haar gezicht heen.

'Volgens mij bent u een beetje uit koers geraak, luitenant. Republicasia is tien mijl die kant op,' zei ze.

'We zijn inderdaad behoorlijk uit koers en op zoek naar een rustplaats. Mogen we even binnenkomen al is het maar om even op te drogen, mevrouw?' vroeg Loyar. Het water droop van hem af.

De vrouw dacht een moment na en deed toen een stap opzij, zodat ze naar binnen konden lopen. Toen Amon over de drempel wilde stappen, hield ze hem tegen.

'Jullie mogen hier blijven tot de storm over is, maar vanavond krijg ik wat sturende visite en je staat zo weer buiten als je hen ook maar op enige manier aanvalt.' Haar toon maakte duidelijk dat ze het echt zou doen als ze het probeerden.

Loyar keek naar Amon toe. Op zijn beurt keek de leider van de gelijkwaardigen de vrouw aan. Hij maakte geen aanstalte op naar binnen te lopen.

Een flits. Een knal. De geur van brand. De ruiten rinkelde er van. Iedereen was zich kapot geschrokken. De bliksem van 150 meter van hen vandaan ingeslagen in een boom. De wolkenbreuk doofde het vuur echter meteen.

'Zolang het geen terroristen zijn, leef ik er wel mee,' mompelde Amon en hij liep naar binnen toe. De vrouw sloot de deur achter hen.

'Tussen twee haakjes, mijn naam is Linzin,' zei de vrouw en ze ging hun voor het huis in.

De Rust[]

Een dienblad met twee schaaltjes nasi, een theepot en twee kopjes werd op het nachtkastje gezet. Amon keek naar Loyar. Beide rammelden van de honger en dat ene schaaltje rijst zou niet genoeg zijn om de eetlust te stillen.

'Het diner komt over twee uur op tafel te staan,' zei Linzin. Een van haar twee kinderen begon beneden te huilen. Linzin zuchtte en liep naar beneden toe. Amon sloot de deur achter haar, liet zich op de grond zakken en hield zo de enige doorgang naar de kamer dicht. 

'Ik ben kapot,' erkende de leider van de Gelijkwaardigen. Hij knoopte zijn masker los en gooide het op het bed.

'Anders ik wel,' zei Loyar. Hij zette zijn generator naast het bed neer en pakte de kommentjes. In stilte nuttigde ze nasi. Daarna de thee.

'Wat doen we?' begon de luitenant na de derde slok thee. 'Slapen, mediteren, douchen?'

'Slapen,' geeuwde Amon. 'Maar ik ga eerst douchen. Ik zit onder de modder.'

'Is het hier dan wel veilig?' vroeg Loyar. Hij staarde uit het raam. Amon draaide de kranen van de douche open. Het duurde even voor het water opgewarmd was.

(...)

Geestig...[]

Azelia zuchtte pijnlijk. Het was weer die tijd van de maand. Ze liep naar haar slaapkamer toe. Het was een relatief koele dag in het Zonnepaleis, maar Azelia had het koud. Ze deed haar kleren wat losser en ging in bed liggen. De dekens trok ze stevig over haar heen.

Als ze nu maar kon slapen met al dat licht. De jonge vuurstuurster was er nog niet gewend aan geraakt dat er altijd licht brandde hier. Met die vervloekte buikpijn ging slapen ook niet echt. Als ze nu maar iets van kruiden had gehad om de pijn te verminderen...maar dat hadden ze hier niet in de Zon.

'Ga je nu alweer slapen?' Phayeron stond in de deuropening. Azelia zuchtte. Geesten. Slaap was voor hun een luxe en geen noodzaak zoals bij stervelingen.

'Ik voel me niet lekker,' zei Azelia. De vuurgeest keek haar bezorgd aan.

'Wat is er dan? Heb je het warm?'

'Nee, koud. Ongesteld.'

'Oh.'

Er viel een ongemakkelijke stilte. Phayeron wipte van het ene op het andere been, terwijl Azelia naar de juiste houding zocht.

'Kan ik iets voor je doen?' vroeg de vuurgeest.

'Heb je iets van vrouwenmantel of een warme kruik?' vroeg Azelia net boven de dekens uit.

'Nee, sorry. Planten en water gedeien hier niet zo goed,' zei Phayeron met een schaapachtige glimlach. Hij liep naar het bed toe. 'Maar misschien heb ik iets dat ook werkt. Mag ik?'

Hij ging naast haar op het bed zitten en legde zijn hand op haar buik. Azelia voelde een prettige warmte zich door haar lichaam verspreiden en de pijn wegjagen. Het maakte haar slaperig.

'Beter zo?'

'Veel beter, maar blijf toch nog maar even,' zei Azelia half in dromenland. Ze legde haar handen op die Phayeron om te zorgen dat hij niet weg kon. De vuurgeest glimlachte en ging naast haar liggen. Hier kon hij wel aan wennen.

De zolderkamer[]

De wind woei onophoudelijk door de koude nacht in Republicasia. Bewegend van schaduw naar schaduw probeerde Noatak zijn capouchon op zijn hoofd te houden, maar desondanks dat wisten sneeuwvlokjes zich toch een weg naar binnen te werken.

Het Dragon Flats district was niet de meest gezellige buurt, maar de leider van de Gelijkwaardigen had hier gevonden waar hij al zo lang naar zocht. Noatak glipte een steegje in. In de schaduwen van de nacht klom hij op de tast op een vuilnisemmer en zocht naar de eerste sport van een verborgen laddertje.

Hij vond het en klom twee verdiepingen omhoog. Toen zijn hand de dakrand raakte, duwde hij de daktegels omhoog. Een geheim luikje ging open en Noatak klom ongezien naar binnen toe.

Thuis. Eindelijk weer thuis.

Het verborgen zolderkamertje was niet veel. Een matras onder het schuine dak, een gaspitje in de ene hoek, twee plankjes in de andere hoek en een schotje waarachter nog wat andere spullen lagen, maar het was thuis. Noataks thuis.

Compromis[]

'Azelia, geef dat terug!' riep de Vuurgeest. Azelia stond met het stuk perkament al in de deuropening.

'Je had het beloofd, Phay en belofte maakt schuld,' zei ze met een ondeugende glimlach. Phayeron zuchtte.

'Ik neem je echt wel mee naar het vuurvolk, maar ik moet dit echt afmaken.'

'Bewaar het voor morgenvroeg. Het is nacht. Nu kun je weg,' argumenteerde Azelia. De vuurgeest zuchtte nogmaals, maar zag de redelijkheid er van in. Hij gaf toe. Azelia vloog hem om de hals.

Begraven[]

Amon zag de aardmeester in een gat in de grond verdwijnen en wist dat hij reddeloos verloren was. Strijdend tegen zijn wanhoop stuurder hij enkele van zijn mensen achter de aardmeester aan, maar zonder verwachtingen. Degene die achter bleven, probeerden verhit hun leider onder het gesteente vandaan te krijgen.

Er was een kleine aardverschuiving geweest door de regen die nu al dagen ongenadig op neer neer striemden. Amon had niet snel genoeg kunnen reageren en was er half onder bedolven.

Niet in staat om er op eigen kracht uit te komen, was hij nu afhankelijk van zijn volgelingen, maar ook zij kregen hem er niet onder uit zonder de verwondingen te verergeren.

Amon voelde hoe zijn broek langzaam vochtig werd van het een open wond aan zijn been. Zijn botten bogen pijnlijk onder het gewicht van de aarde en enkele botten, waaronder zijn arm waren er al onder bezweken.

De aardmeester zou zeker met de politie terugkomen. Over een uur zou Beifong hier staan en alles wat Amon op dat moment had kunnen helpen lag verder dan een uur van hen vandaan. De leider van de Gelijkwaardigen liet zijn mensen maar doen wat ze goed achtte.

Zijn eigen bloed sturen, zodat hij niet dood zou bloeden kosten al meer dan genoeg energie. Zijn luitenant legde voorzichtig iets zachts onder zijn hoofd, terwijl de ondergeschikten de rotsen probeerden weg te tillen. Ze waren maar met z'n vieren en de stenen waren loodzwaar.

Amon had nog gelukt gehad dat de rotsen nog enigszins op hun eigen gewicht rustten en niet volledig op hem. Anders was hij nu al dood geweest.

'Wie is dat?' vroeg iemand plotseling. Het werk werd stilgelegd toen iedereen de jonge vrouw tussen de bomen zag. De vrouw zei niets, maar liep rechtstreeks op Amon af en knielde bij hem neer. Rustig legde ze haar handpalm op de aarde en sloot haar ogen.

'Bema?' vroeg Amon, omdat hij de vrouw niet goed kon zien. Hij probeerde meer ruimte te maken tussen hem en de vrouw, maar schoot niet meer dan enkele millimeters op. Liggend op zijn buik en met een hand maar vrij kon hij niet veel.

'Ik zal helpen tillen,' zei Bema. Ze stond op.

'Nee,' zei Amon. 'Beifongs agenten kunnen hier ieder moment zijn. Mij uitgraven duurt veel te lang.'

'Wat wil je dan dat ik doe? Ik ben geen aardmeester,' zei Bema met haar armen gekruist. Amon keek haar niet aan en mompelde iets onverstaanbaars.

'Wat?' vroeg de jonge vrouw.

'Verzin dan wat anders,' zei de leider van de Gelijkwaardigen bijna niet verstaanbaar. De rest van bende ging ondertussen door met hun werk, maar luisterden wel mee. Bema zuchtte nogmaals.

'Lin Yee's!' De echo verstomde in het bos, maar niet veel later stond een groepje wild uitziende mannen om de Gelijkwaardigen heen. De chi-blokkeerders staakten hun werk en keken de nieuwkomers afwachtend aan.

'Lin Yee's, kunnen jullie een handje helpen?' vroeg Bema. De Lin Yee's zeiden niets, maar knikten kort. Daarna begonnen ze zonder er een woord aan vuil te maken, de stenen te verwijderen. Het duurde niet lang voor Amon het gewicht van de stenen niet langer meer voelde.

Hij snakte naar lucht toen de laatste rots gelegen op zijn benen eindelijk werd opgetild. Het bloed begon weer te stromen en vlagen pijn spoelden over hem heen. Amon dwong zichzelf naar de grond te blijven staren, zodat hij niet hoefde te zien hoe het met hem gesteld was.

Bema en de luitenant zaten naast hem. De vaardige handen van hun beiden zochten naar breuken en kneuzingen en wonden die bloedden. Voorzichtig werd Amon op zijn rug gedraaid en op een brancard gelegd, waar dat ding ook vandaan mocht komen.

'Waar brengen we hem heen?' vroeg een Lin Yee.

'Ik denk niet dat er een ziekenhuis in Republiek Stad is die hem wil opnemen,' zei de luitenant. Hij krabde achter zijn oor.

Gefeliciteerd[]

Huu was geboren in een arm gezin en had zijn hele leven niets anders gekend dan geldgebrek, honger en de eeuwige onderdrukking van de stuurders. Toen hij de Gelijkwaardigen de straat in zag komen op de vlucht voor de politie, gooide hij meteen de voordeur open.

'Bedankt, knul,' zei een van de Gelijkwaardigen. Ze stonden met zijn zevenen, waaronder Huu, in de hal van de villa. Amon leunde tegen de voordeur aan, de luitenant tegen de deurpost, de rest stond of hing ergens om maar even op adem te komen, terwijl ze blikken naar buiten wierpen.

'Is er hier ergens een plaats waar we een tijdje kunnen schuilen? De zolder misschien?' vroeg de luitenant aan de jongen. Hij hoorde Amon zachtjes zichzelf vervloeken over de mislukte missie.

'Ik heb geen sleutel van de zolder, maar ik kan wel in de kelder komen,' zei Huu. De mannen gingen weer staan en wilden de jongen volgen. Ze waren nog geen vijf stappen van de deur verwijderd toen er een stem bij de voordeur klonk.

'Kelder is niet bepaald veilig. Bei Fongs seismische blik?'

'Meester Chey!' riep Huu geschrokken uit. Huu had Chey niet voor morgen terug verwacht.  De Gelijkwaardigen trokken hun wapens.

'Niet doen!' riep Huu. 'Hij is een niet-stuurder.'

Amon keek de oude man een moment peilend aan. Twee stevige boodschappentassen had hij in zijn handen. De dichtsbijzijnde markt was hier een halfuur lopen vandaan. Sterk voor zijn leeftijd.

'Wilt u ons helpen?'

'Het is een mooie avond, pikkedonker en er zijn meer dan genoeg mogelijkheden om je te verschuilen tussen hier en waar je hoofdkwartier ook moge liggen,' zei Chey.

'Ik weet het,' zei Amon. Hij zuchtte onverstaanbaar, denkend aan een goed argument om hier te blijven.

'Je hebt je dag niet, of wel?' vroeg Chey de leider van de Gelijkwaardigen.

'Klopt,' antwoordde Amon naar de waarheid. Chey zette de boodschappen neer.

'Er zit een trainingshal onder het huis. De buitenste wanden zijn bedekt met hout waardoor aardstuurders niet naar binnen kunnen "kijken". Jullie kunnen daar blijven tot mijn meester en mijn nichtje terugzijn. Daarna is het aan mijn meester om te bepalen wat er verder met jullie gebeurd.'

Chey passeerde de mannen gemakkelijk en liep verder het huis in.

'En nog één dingetje, Huu: ik ben niemands meester.'

Alle items (8)

Advertisement